Pop

Het duurt eerlijk gezegd minder dan een ogenblik om me te overtuigen. Aan het begin zijn er een paar achteloze pianotonen te horen. Vingeroefeningen. Daarna zet er een achtergrondkoor in. Op seconde veertien begint de zang, op hetzelfde moment dat de band invalt. De muziek op zich is al aangenaam, maar die stem maakt het helemaal af. Na twintig seconden, nog voordat Leon Russell aan zijn tweede zin is begonnen, weet ik: dit is thuis. Ja, ook ik constateer dat de hoogglans wel van zijn zang af is. Maar het geluid is, dankzij producer T-Bone Burnett, precies zoals het hoort en het liedje deugt. Dus laat mij, wil je?

Het is het soort vragen waarvoor het nooit te laat is in de kroeg, ook al loopt het tegen sluitingstijd. Zeg eens eerlijk, wie kent Leon Russell nog? Ik zal een poging wagen hem voor iedereen weer enigszins terug in beeld te brengen. Begin jaren zeventig ging Joe Cocker, toen nog slank en langharig, met een uitgebreid gezelschap op de Mad Dogs and Englishmen-tournee,...