Doof zijn in een wereld waarin alles om muziek draait… hoe houd je je dan staande? Dat trok Arthur Japin aan in Kolja Konradi, de dove jongen over wie de broers Tsjaikovski zich ontfermden. In zijn nieuwe roman geeft Japin de jongen een sleutelrol in het mysterie rondom de omstreden dood van de grote componist.

Contact leg je met mij, al sinds de wieg, het makkelijkst via de huid. Mij suste mijn moeder niet met woordjes, maar door te trommelen met haar vingers op mijn wang. Met een aai liet zij mij weten dat zij waakte, met een kriebel in mijn handpalm dat het tijd was om te drinken.

Het snelst vangt men mijn aandacht, en die van andere doven, door een hand te plaatsen op mijn arm, even op mijn schouder, op mijn knie. (Een plek die ik zien kan, graag; tik mij onaangekondigd op mijn rug en ik verschiet.)

Mijn verbinding met het leven blijft in de eerste plaats tactiel. Lichaamswarmte, wrijving, tinteling, een greep die ferm is of juist zacht. Ook nu ik dan spreken kan, na alle...