Tsjechische groteske

De Tsjechische schrijver Ladislav Klíma (1878-1928) geldt als bizar buitenbeentje, maar hij is geen marginaal auteur. Volgens zijn vertaler Kees Mercks is zijn invloed op latere Tsjechische auteurs als Bohumil Hrabal groot. Dat hij nu pas buiten Tsjechië bekendheid krijgt, komt omdat hij zowel onder het vooroorlogse als het naoorlogse – communistische – regime nooit reçu is geweest. Waarom, blijkt uit de groteske Het lijden van vorst Sternenhoch, een roman die zich niets aan moraal gelegen laat liggen. Als lezer van Schopenhauer en vooral Nietzsche was Klíma tot een extreme subjectivist geëvolueerd, die vond dat het individu de wereld schept door zijn wil. De Wil en niets dan de Wil is de kern van elk bestaan. Alleen door de Wil kan een mens zijn volmaakte gestalte vinden en zal hij godgelijk worden. ‘De mens heeft het nodig God te zijn; al het overige aan mens-zijn is koeiendrek…,’ laat hij een personage zeggen.

Klíma heeft, consequent als hij was, zijn...