Ik bezit een gipsen borstbeeldje van Mozart. Het heeft diepliggende ogen en het profiel van Rudolf Valentino, het voorhoofd is in een diepe frons getrokken alsof het genie naar de harmonie der sferen of iets dergelijks luistert. Zijn onderkin is hij kwijt. Genieën hebben nu eenmaal geen onderkin. Dat Mozart schitterende muziek heeft geschreven, staat buiten kijf, maar voor bewonderaars is muziek alleen niet genoeg. Het genie moet zich bij voorkeur ook in zijn uiterlijk en levenswandel manifesteren, zij het altijd wel vormgegeven naar de smaak van de tijd. De tweede helft van de negentiende eeuw heeft Mozart, al in 1792 door zus Nannerl gekenschetst als het eeuwige kind, naar eigen voorkeur gekonfijt en het zoetelijke eindproduct goddelijk verklaard. Het is het bekende beeld van het miskende genie dat jong en in de meest bittere armoede sterft.

Een eeuw later wordt dit beeld langzamerhand bijgesteld en krijgt de held menselijker trekjes – niet in de laatste plaats door toedoen...