In 2012 sprak Carolina Lo Galbo uitgebreid met Menno Wigman (1966-2018). Het resulteerde in dit prachtige interview met de voormalige stadsdichter van Amsterdam: ‘Dichters zijn heus niet zulke rare mensen’.

‘Tot mijn pik’. Zo heet het gedicht waarmee Menno Wigman zijn nieuwe dichtbundel Mijn naam is Legioen opent. Het is even spottend als droef, met een ondertoon van onmacht. ‘De dagen zijn van glas,’ schrijft hij, ‘gewapend glas en Seroxat.’ Niet alleen het dichten wil niet vlotten, ook zijn weledele geslacht laat hem in de steek: ‘En jij, / mijn pik, wat hebben we vandaag verricht? (…) / Geen hoop, geen zin, geen bedvriendin.’

Wigman schreef het kort na zijn verblijf in het gesticht van Den Dolder in 2006. Hij was er writer in residence en zat er gefascineerd door gekte en genialiteit op inspiratie te wachten. En toen werd het hem zelf zwaar te moede. Het duurde zes jaar voor zijn nieuwe bundel verscheen. ‘Ik heb maar éven Seroxat geslikt,’ haast hij zich te zeggen. ‘En de...