Dichter/psychiater Antoine de Kom

Roerloos tuurt Antoine de Kom naar het standbeeld van zijn naakte grootvader dat boven hem uittorent. Aan zijn voeten strekt zich het Anton de Kom­plein in de Amsterdamse Bijlmer uit, waar marktverkopers hun kleding aanprijzen. De Kom steunt op zijn paraplu en zwijgt.

Wat moet hij zeggen?

Een donkere man van een jaar of vijftig met een petje op wandelt voorbij. Hij is spraakzamer. En óf hij dit beeld kent. ‘Ik loop er elke dag langs als ik boodschappen doe,’ zegt hij glunderend. ‘Het is vrijheidsstrijder Anton de Kom, een hele sterke en wijze kerel, een van onze voorouders. Hij hoort op deze plek thuis, tussen ons Surinamers. Het maakt me trots, we hebben niet zoveel helden.’ Is Antoine zijn kleinzoon, zó blank? ‘Nee, dat méén je niet,’ zegt hij schaterlachend. ‘Dat had ik nou niet verwacht, man!’ Met beide handen pakt hij De Koms hand beet en schudt die ontroerd. De kleinzoon knikt vriendelijk, kijkt dan naar de grond, slikt. ‘Ik probeer...