Hij vertelt over zijn god, ‘een lompe, oorlogszuchtige god, een klootzak, een schoft, een gore kleretyfuskankerlijer’. Gelukkig heet onze spreker van vanavond niet Mohammed Ali, want dan was hij nu zwaar beveiligd geweest of dood, maar Shalom Auslander.

Geen moslim, maar een jood. Voor zover ik weet is er tot nog toe niemand geweest die heeft opgeroepen de schrijver de keel door te snijden. Er staan geen bodyguards voor de deur van het Amsterdamse zaaltje, er lopen vriendelijke dames rond van de verlichte joodse tak, die nog eens goed kijken naar de schrijver in de zaal, en zijn verschijning vergelijken met de foto op het boek.

‘Hij is afgevallen,’ zegt er een.
‘Ziet er veel beter uit, zo,’ zegt de ander.
‘Ja,’ de ene weer peinzend, ‘wél getrouwd.’

Is dit tekenend voor de beschaving van het jodendom? Maar heel gedeeltelijk. De god van Shalom Auslander is niet de vriendelijke god met dwarsfluit en drumstel zoals wij ’m sinds de jaren zestig in Nederland...