Tien minuten voor het vertrek van de Thalys sta ik op het perron in Amsterdam Centraal. Ik heb mij duidelijk zichtbaar opgesteld bij wagon 15, waarin ik twee plaatsen heb gereserveerd. Het is vroeg op de zondagochtend. Ik heb de vorige avond lang doorgewerkt om een deadline te halen en ben in mijn eigen huis blijven slapen. Ik heb mijn stuk af. Het is allemaal gelukt.

Daar sta ik met mijn koffer en een zak met cappuccino’s en croissants. Ik draag mijn beste pak en een lange, nette jas waarin ik me nooit helemaal op mijn gemak voel. Ik draag hem zo min mogelijk, maar nu moet ik hem aan van mezelf. Ik ga naar Parijs om de vertaling van een roman te promoten.

Met argusogen – zelden was deze uitdrukking meer van toepassing – houd ik het perron in de gaten. Ik scan de silhouetten van alle vrouwen die langs de lange trein lopen, alles wat er van twee roltrappen komt. Ik houd ook de klok boven het perron in de gaten, die elke minuut verspringende wijzer, die na zijn sprong...