Poëzie

Paul Claes heeft zijn rondleiding door de tuin van de Franse poëzie afgerond. Hij presenteert van ruim tachtig auteurs honderd gedichten waarvan gezegd kan worden: die zijn canoniek. Franse auteurs, maar ook een aantal niet-Fransen die in het Frans dichtten, waaronder drie landgenoten van Claes: Verhaeren, Rodenbach en Maeterlinck. Terecht, ze horen erbij, met anderen, naast de heel grote jongens als Villon, Du Bellay, Ronsard, La Fontaine, Baudelaire, Hugo, Verlaine, Rimbaud, Mallarmé, noem maar op. Ook dichteressen als Christine de Pisan, Louise Labé en Marceline Desbordes-Valmore hebben hun plaats gekregen. Claes sluit de rij met Boris Vian. Na hem is er door anderen poëtisch doorgecreëerd, maar Claes moet – eveneens terecht – gedacht hebben: om het woord canon te gebruiken, moet je een afstand van minstens een halve eeuw in acht nemen.

Waar het woord canon valt, dringt discussie zich onvermijdelijk op. Er zijn gedichten die iedere Fransman kent. Onbetwist canoniek...