Je kent ze wel, van die types die ogen en klinken als geleerden, tot je plotseling jeuk krijgt: de vorm klopt, alleen de inhoud is niet helemaal van deze wereld.

Toen ik in het eerste decennium van deze eeuw psychologie studeerde aan de Universiteit van Amsterdam, verrichtten mijn studiecollega’s en ik ons drinkwerk doorgaans ofwel in café De Roeter, ofwel in de foyer van filmhuis Kriterion, beide tegenover het faculteitsgebouw aan de Roetersstraat gelegen. In Kriterion raakte ik op een avond aan de praat met een heerschap dat ik wel vaker zag rondhangen in de contreien van de universiteit. Ik schatte hem ergens in de vijftig. Zomer en winter ging hij gekleed in donkerblauwe kabeltruien, hij droeg een imposante kerstmanbaard en aan zijn vingers fonkelden mysterieuze ringen.

Van ons gesprek herinner ik me weinig (ik kwam daar, zoals gezegd, om te drinken), maar wat me is bijgebleven, is dat ik op zeker moment, vrij abrupt, besefte: die is niet helemaal goed bij z’n hoofd....