02-10-2004
Door Jeroen Vullings

Marten Toonder woont niet meer in Ierland, maar in het Rosa Spier Huis te Laren. De schrijver en tekenaar is eenzamer dan hij zou willen – ‘ik ben nu eenmaal een verhalenverteller’. Want het verleden is niet altijd prettig gezelschap. ‘Soms denk je, de doden zijn vage schaduwen geworden. Maar op een dag staan ze springlevend voor je. Onverwacht.’

‘Tweeënnegentig ben ik nu. Dat is te oud. Het karkas deugt niet meer. Een zwaar lot, hoor. Ik vind er niks aan. Ik zie ook het nut niet. Ik haat het.

De dood is voor iedereen. Ik zit erop te wachten. Dat vind ik helemaal niet onrustbarend, maar juist normaal. Ik heb tot mijn spijt nogal veel sterfgevallen meegemaakt. Mijn kinderen, er zijn er drie gestorven. En dan Phiny, dat was een hele erge. Na Phiny ben ik opnieuw getrouwd, met Tera – ook zij stierf. Ik nam die stap zonder na te denken. Achteraf kun je zeggen: een man van in de tachtig moet niet voor de tweede keer trouwen. Maar ik heb...