Dit weekend overleed Marten Fortuyn, broer van de in 2002 vermoorde politicus Pim Fortuyn. In 2003 verscheen in Vrij Nederland een profiel van ‘de broer van’, tegen wil en dank vertegenwoordiger van Pim op aarde.

Tot een jaar geleden grossierde Marten Fortuyn vanuit zijn woning in het Vlaamse Wuustwezel in medisch, chirurgisch en tandheelkundig materiaal, telecommunicatiesystemen, blusmaterieel benevens alarm- en beveiligingsapparatuur. Sinds maandag 6 mei 2002 pruttelen deze zakelijke activiteiten op een laag pitje. De moord op ‘professor Pim’ verhief een onopvallende entrepreneur tot de beroemdste broer van de Benelux, een functie waar hij zich ‘vanuit moreel plichtsbesef’ vrijwel fulltime voor inzet. ‘Namens de familie’ is hij verwikkeld in een half dozijn juridische procedures tegen personen en instanties die hij direct of indirect medeverantwoordelijk voor de aanslag houdt.

In zijn nieuwe betrekking wordt bovendien constant een mening van hem verwacht; daar gaat ook veel werk in zitten. Omstuwd door een haag van camera’s en microfoons wrong hij zich de afgelopen week een weg naar en van de bunker waar voor Volkert van der G. het recht zijn loop kreeg. Volkert is een ‘klootzak’, een ‘etterbuil’ en een ‘ellendeling’, vindt Marten. De officier van justitie Plooy komt hem trouwens voor als een ‘labbekak’. In plaats van een verdiende loge in de rechtszaal werd de familie weggestopt op vier stoelen op de derde rij van het ‘schellinkje’.

Altijd goed voor een quote

Media die de nasleep van het drama moeten reduceren tot een nieuwsitem van twee en een halve minuut, houden van kort en krachtig, dús houden ze van Marten Fortuyn en zijn ronde kwalificaties. Marten is altijd goed voor een quote, al stelt hij soms met schrik of verbazing vast dat zijn woorden meer gewicht krijgen dan hij er zelf aan toekent. Eerst haalde hij de voorpagina met zijn uitspraak dat hij Van der G. wilde ontmoeten voor een persoonlijk gesprek. Driekwart jaar later figureerde hij wederom prominent in de kolommen, dit keer om te melden dat hij geen behoefte had aan een onderhoud met de moordenaar.

Elke verzuchting van Marten is nieuws. ‘Opheffen die partij!’ riep hij een dag na de moord uit in een emotionele reactie, maar spoedig smolt zijn gram onder de wanhopige blik die de aanhang van de ontzielde leider op diens bekendste erfgenaam wendde. Hij had alleen maar ja hoeven zeggen om lijsttrekker te worden, maar hij wilde niet. In oktober liet Marten zich wél verleiden om adviseur te worden van het LPF-bestuur. Hij schaarde zich zelfs onder de bemanning van de rondtoerende verkiezingsbus en sprak op bijeenkomsten. In december pepte hij de achterban tijdens een extra congres op tot eenheid. Na een klacht van twee dissidente leden over ondemocratische benoemingen was het partijbestuur op last van de rechter ontbonden. De beide ‘nestbevuilers’ Lodewijk Koenen en Everhard Witvoet werden geroyeerd, en het oude partijbestuur keerde terug. Advocaat Koenen zegt dat zijn kompaan Witvoet daarna schriftelijk met de dood werd bedreigd, waarop Marten Fortuyn – ondanks aandringen – niet thuis gaf. Koenen: ‘Ik ben zeer teleurgesteld in hem. Als man van gezag had hij met oog op onze veiligheid een verzoenend woord kunnen spreken, maar hij reageerde niet op een dergelijk verzoek.’

Sorry, maar Marten kan zich niet óveral tegenaan bemoeien. Hij moet tactisch manoeuvreren. Critici hebben hem verweten dat hij stond te popelen om een rol in de politiek te mogen spelen. In werkelijkheid werd hij steeds weer gevráágd. Nadat het ‘gedoe’ hem kwam aanwaaien, baarden de ontwikkelingen hem meer dan eens grote zorgen. Toen schuimbekkende LPF-politici er blijk van gaven allerminst ‘in de geest van Pim’ te handelen, speelde Marten even met de gedachte om naamsverandering van de partij te eisen. Dat bleek toen juridisch niet mogelijk; inmiddels lijkt een dergelijke ingreep niet meer opportuun. Marten is steeds meer pro-LPF geworden.

Hij is minder extravert dan zijn broer en staat als leverancier van oorspronkelijk gedachtegoed nogal in de schaduw van Pim, maar de bloedverwantschap verschaft hem het prestige en krediet dat hij voor zijn huidige functie nodig heeft. Dit terwijl het contact tussen Marten en Pim, volgens bijvoorbeeld voormalig LPF-bestuurder Albert de Booij, in het verleden verre van optimaal was. Volgens Kay van de Linde, campagneleider toen Fortuyn nog lijsttrekker van Leefbaar Nederland was, ‘had Pim geen familie, zijn hondjes waren zijn familieleden’.

Als ze mij nu vragen: Fortuyn, familie van?, antwoord ik vaak: nee, hoor, ik ben enig kind.

Tot halverwege de jaren zeventig onderhield Pim een intensieve verstandhouding met zijn broers en zussen. Gaandeweg verwaterde het contact. Twee jaar geleden kwam het nog tot een ‘pittige aanvaring’ tussen Pim en Marten, waarover de laatste alleen kwijt wil dat het ‘niet zozeer over hem en mij ging, maar over Pim en een ander lid van de familie. Dat heeft de relatie ernstig bekoeld.’ Telefoneren ging moeizaam (‘als hij al opnam, zei hij meestal dat hij in bespreking was’) en e-mails bleven doorgaans onbeantwoord. Pas in maart vorig jaar zaten Pim, Simon en Marten voor het eerst in tijden weer langdurig samen rond de tafel. De volgende dag zou hun vader begraven worden; tot halfvier ’s morgens spraken ze over vroeger en de politiek. Werkelijk doordringen tot Pim was heel moeilijk, vindt Marten Fortuyn.

Hij was het ook gewoon niet met hem ééns. Een week voor de moord zei Marten nog in de Gazet van Antwerpen dat hij zich ‘blauw ergerde aan de eenkoppige conclusies’ en ‘de vorm waarin Pim zijn boodschap verpakt’. Op grond van de gemeenschappelijke achternaam voelde ook Marten zich ten onrechte in de extreem-rechtse hoek gemanoeuvreerd: ‘In het begin ging ik daar telkens tegen in door de soms wat ongepolijste standpunten van mijn broer te duiden, maar na een tijd word je al dat gediscussieer moe. Als ze mij nu vragen: Fortuyn, familie van?, antwoord ik vaak: nee, hoor, ik ben enig kind.’

Schimmige omschrijvingen

Vanwaar dan al Martens inspanningen voor zijn vermoorde broer? Omdat iemand het moest doen. Broer Simon (48) heeft de handen vol aan de enveloppenfabriek waar hij directeur van is. De zussen Tineke (64) en Eefke (54) houden niet van publiciteit. Bleef over Marten (59), die als kleine zelfstandige alle tijd aan zichzelf heeft en zodoende beschikbaar was voor het afwikkelen van de erfenis en het zaakwaarnemer- annex woordvoerderschap namens de familie.

In de berichtgeving over de procesgang en partijperikelen duiken schimmige omschrijvingen op van de beroepsmatige bezigheden waarmee Marten Fortuyn zich onledig houdt. Hij zou verbonden zijn aan de Europese Investeringsbank, als crisismanager voor het Amerikaanse bedrijfsleven hebben gewerkt, behulpzaam zijn geweest bij het privatiseren van bedrijven in Oost-Europa (‘al is het vreemd dat ik zijn naam in dat verband nooit tegenkwam,’ zegt een expert van het Nederlands Handelscentrum), rentenieren in België en directeur zijn van een eigen bedrijf. Het is allemaal een béétje waar.

Zijn eerste baan had Marten destijds bij de Brocades-fabriek in Amsterdam. Daarna bekleedde hij uiteenlopende managementfuncties in de farmaceutische industrie. Bij Johnson & Johnson Pharmaceutica was hij vice-president (‘ik zat in de topzestig van een bedrijf van vijfentachtigduizend man’). Philips-Duphar liet hem in 1981 de vestiging in België reorganiseren, hij ging er wonen en woont er nóg. Een headhunter polste zijn bereidheid om in opdracht van American Cynamid de afdeling Benelux te stroomlijnen; bij de aanstelling was een verblijf van negen maanden in de Verenigde Staten inbegrepen. Later werd hij gedetacheerd in Zwitserland en Parijs. Terug in België stelde hij orde op zaken bij Lifescan, een dochtermaatschappij van Johnson & Johnson. Trópenjaren waren het, want Amerikanen verwachten dat het kader vierentwintig uur per etmaal, zeven dagen per week, klaarstaat voor de firma.

Omdat Marten Fortuyn het idee had dat hij afstevende op een burn-out, besloot hij in 1994 om voor zichzelf te beginnen. Fortuyn & Partners heet zijn bedrijf, wat iets imposanter klinkt dan gerechtvaardigd is – in zijn eenmansbedrijf loopt alleen vrouw Jet als partner rond. Hij ging zich toeleggen op het importeren van vooral medische apparatuur uit Californië. Sinds 1995 schakelt de Europese Investeringsbank hem incidenteel in om farmaceutische bedrijven in het vroegere Oostblok te begeleiden bij hun pogingen de bedrijfsvoering synchroon te laten lopen met de eisen van het westerse kapitalisme. Dat is min of meer een erebaantje, waar een vliegticket, verblijf in een hotel en een bescheiden honorering tegenover staan. Het afgelopen jaar moest hij volstaan met twee bliksembezoeken aan Bulgarije en twee aan Oekraïne. De fabriek in Oekraïne, waar ze injectienaalden, spuiten en infuuszakken maken, bezocht hij drie weken geleden voor het laatst. Het beheren van de politieke en juridische nalatenschap van broer Pim gaat voorlopig voor.

Hij wil, zegt hij, de zestigduizend euro begrafeniskosten op Volkert van der G. verhalen en hem financieel blokkeren (‘ik moet er niet aan denken dat die kwal zijn memoires gaat schrijven’). Hij is razend druk met al die juridische kwesties. De rest van zijn tijd verdeelt hij over de mede door hem opgerichte Pim Fortuyn Foundation, een ‘rol op de achtergrond’ binnen de LPF en binnenkort wellicht een positie die hij bij het wetenschappelijk bureau van de LPF denkt in te nemen.

Plagerijtje

Juist door dat soort ambities, dat moet hij toch begrijpen, krijgt Marten die verwijten dat hij zijn baan als broer vooral ten eigen bate aanwendt. Een paar maanden geleden nog achtte hij zichzelf op grond van zijn langdurige expertise in de medicamentenbranche geschikt om LPF-minister van Volksgezondheid te worden. Dat was echter een typisch voorbeeld van verkeerd begrepen zijn, zegt hij; het overkomt hem sinds 6 mei vaker. Hij wil met liefde uitleggen hoe het wel zit.

Aan de ontbijttafel van hotel Atlantic te Kijkduin schuift hij zijn favoriete blad Denksport ter zijde om duidelijk te maken dat het een grap was. Na afloop van een debat in Den Haag bleef een of ander televisiestation maar dóórzeuren of hij minister wilde worden. Nee, geen sprake van, maar stél dat land en partij een klemmend beroep op hem deden, welk departement zou dan in aanmerking komen? Volksgezondheid, heeft hij er toen uitgeflapt. Gewoon een ‘plagerijtje’ om van het gezanik af te zijn. Hij zou het kunnen, met zijn netwerk dat zich uitstrekt van ‘beroemde professoren’ tot ‘de grootste geneesmiddelenfabrieken ter wereld’, maar hij vindt zich te oud om alsnog de politiek in te duiken.

Goed, daarom is het hem dus niet te doen. Maar waarom dan wel? De voorzichtige hypothese dat hij op het familiedrama reageert zoals een troubleshooter uit het bedrijfsleven betaamt, verrast hem. Zo had hij het nog niet eerder bekeken. Het lijkt hem een ‘heel plausibele conclusie’: het project-Volkert en het projectLPF moeten tot een verantwoord einde worden gebracht. Maar al filosoferend is het opeens alsof Marten Fortuyn schrikt van zijn eigen woorden. Hij heeft de dood van Pim niet ‘opgepakt’ als een project. Per se niet. Dat zou onmenselijk zijn. Zijn tactiek is misschien ‘projectmatig’, maar hij is er wel