De schrijver Komrij

Zelden zal zo warm afscheid genomen zijn van een schrijver als van Gerrit Komrij. Bij het verscheiden van Harry Mulisch was de stemming: een monument-bij-leven is ons ontvallen. Nu is de treurzang persoonlijker van aard: een hartelijke, goedmoedige, gezellige vriend is niet meer. Als ik de media waarin ze zich roeren mag geloven, had Komrij slechts vrienden. Merkwaardig, want niemand die zich in de openbare arena uitte in gezwollen, mistige taal, was veilig voor Komrijs hoon en gif. Maar zijn vijanden – de lijdend voorwerpen van zijn spotternij, de slachtoffers van zijn scherpe pen – roeren zich vooralsnog niet. Wat was hij onbedaarlijk geestig en oneerbiedig: ‘Oooooh, die Oudkerk. Goeie genade, naar de hoeren. Hij wel. Zonder mij mee te vragen, de gladjanus.’

Het moet gezegd: die loftuitingen van zijn vrienden kloppen. Als ik in dit stuk één persoonlijke anekdote mag toevoegen: ik ontmoette Komrij pas zo’n zeven jaar geleden voor het eerst, op een...