Al zo lang ik me kan heugen, klopt mijn hart links. Niks bijzonders natuurlijk, voor iemand van mijn generatie. Bijna iedereen die puberde in de jaren zeventig bekende zich met grote vanzelfsprekendheid tot het progressieve gedachtengoed. Dat was te danken aan de generatie vlak boven ons, die het juist in die tijd voor het zeggen kreeg: in het onderwijs, in de politiek, in de media. In zijn pas verschenen Babyboomboek beschrijft historicus Ronald Havenaar hoe de babyboomers zichzelf vrijwel zonder uitzondering als ‘vooruitstrevend’ beschouwden. Dat betekende, analyseert hij treffend: uiterst somber over de menselijke soort, en tegelijkertijd ‘vervuld van een schijnbaar niet te remmen geloof in vooruitgang’. Havenaar: ‘“Progressief” wordt het toverwoord voor het verlossende ideaal dat een totale emancipatie en democratisering moet brengen, in eigen huis en land maar ook elders in de wereld.’ Alles moest anders, en wel nu.
Links maakt het je niet makkelijk om links te zijn
Waarom neemt links in hemelsnaam gelovigen in bescherming die bij tijd en wijle nogal opzichtig indruisen tegen alles waarvoor links zou moeten staan? Vanwaar die bereidheid om de eigen beginselen in de uitverkoop te doen?