Het leven is iets wat je overkomt, vertelt Lies Visschedijk met al haar rollen. Deze week gaat Soof 2 in première, met Visschedijk opnieuw in de hoofdrol.

Een bruidspaar op een bakfiets. Zij schaterend voorin, opgepropt in haar mooie, witte jurk. En dan sneeuwt het ook nog dikke vlokken, alsof het confetti is. Het zou een einde kunnen zijn van een romantische komedie. Maar de film Soof 2 begínt ermee, en het huwelijk blijkt een herinnering. Na deze openingssequentie zien we het echtpaar – drie kinderen en twee decennia later – bij een relatietherapeute. Die vindt het na maanden van wekelijkse gesprekken wel eens tijd voor De Vraag. ‘Soof, wil je van me scheiden?’ verzucht de moegeprate man terwijl hij de bruid van het filmpje op bevel van de therapeute in de ogen kijkt. Het antwoord van de voormalige bakfietsbruid is: ‘Ja, ik wil.’

Een scheiding kán een opluchting zijn. De man in kwestie lijkt verlost. Maar voor de vrouw in Soof 2 is dat niet zo duidelijk. Het is dan ook Lies Visschedijk die hier haar ja-woord geeft. Een actrice die gespecialiseerd is in het uitspelen van tegenstrijdige signalen. Haar mond kan ferme woorden uitspreken terwijl haar ogen op wanhopig staan en haar lichaamstaal één en al vertwijfeling is. Dat ze instemt met haar scheiding, is voor de kijkers onverwacht. Even daarvoor ratelde Sofie nog een spervuur van omstandigheden af die er de oorzaak van zouden zijn dat het huwelijk met haar man (Fedja van Huêt) niet meer zo lekker liep. Toen de therapeute vroeg of ze haar man misschien óók even de ruimte wilde geven, riep ze uit dat ze precies wist wat hij ging zeggen: ‘Hij wil scheiden!’ Een volkomen onzinnig idee, stelde ze strijdlustig. Haar plotselinge overgave aan zijn onwil om nog langer voor hun huwelijk te vechten, komt de kijkers van de eerste Soof-film bekend voor. De innemende titelfiguur van de succesvolle bioscoopfilm is een hyperactieve vrouw die zich opgewekt ondoordacht in haar projecten verliest, of dat nu een restaurant-aan-huis is of een smakelijk manspersoon die buitengewone interesse in haar heeft. Een scheiding? Wel ja, joh, hoe erg kan dat eigenlijk zijn, lijkt ze ineens te denken.

Maar de manier waarop Visschedijk haar ‘Ja, ik wil’ uitspreekt, bevat veel meer dan die overgave aan deze nieuwe wending. Er klinkt een echo in van de hoop en de verwachting waarmee een bruid die woorden zegt op haar huwelijksdag. Maar ook het ongeloof, de schrik en de pijn die gepaard gaan met de beëindiging van een langdurig huwelijk. Haar woorden klinken doortastend, maar haar blik is wezenloos en van een vechtende spraakwaterval verandert Soof op slag in een kwetsbaar, ineengedoken figuurtje dat erom smeekt te worden vastgehouden. Door iemand. En het liefste door hém.

Chaotische inborst

Het is geen eenvoudig filmgenre, de romantische komedie. Toch zijn we daar in Nederland de afgelopen jaren best goed in geworden. De tweede Soof-film biedt, net als de eerste, alles wat het format vereist: een meeslepende plot met verrassende wendingen, een gulle verzameling geestig uitvergrote personages met onuitstaanbare karaktertrekjes en quasi-goede bedoelingen die hopeloos verkeerd uitpakken, romantische verwikkelingen met de nodige obstakels en de belofte dat alles uiteindelijk op de één of ander manier goed zal komen.

Soof blijft ondanks alles overeind en vindt houvast in haar eigen kracht, humor en levenslust.

Dat Soof 2 opnieuw een fijne film is, komt door het sterke scenario (weer van Marjolein Beumer), de lichtvoetige regie (Esmé Lammers) en de spelprestaties van de acteurs. Achmed Akkabi is onweerstaanbaar als de hipster-kok Bauke, die een zweverige gelukzaligheid combineert met een neurotische perfectiedwang. Anneke Blok als de slonzige, shagjes-draaiende moeder van Soof neemt weer heerlijk veel ruimte in. Fedja van Huêt is als man in midlifecrisis even irritant als aandoenlijk. En de drie kinderen van Soof schitteren in hun jeugdige zelfzuchtigheid. Maar het hart van de twee Soof-films is Lies Visschedijk. Zij maakt van de figuur, die geïnspireerd is op de columns van Sylvia Witteman, een vrouw die je van een afstandje beziet in haar komi-tragische geworstel, maar die tegelijk de kijker meeneemt in alle oprispingen van haar rusteloze gemoed.
Bijzonder aan dit tweede deel van Soofs belevenissen, is dat het hoofdpersonage nog even herkenbaar is, maar dat Visschedijk tegelijk toont dat er een grote verandering in haar heeft plaatsgevonden. Het is alsof ze langzamerhand ontwaakt uit de verdwazing die haar in de eerste film een speelbal maakte van haar omgeving en van haar chaotische inborst. Ze is afwachtender, beschouwelijker, kijkt meer naar de woelige baren van haar leven in plaats van er kopje onder in te gaan. Meer dan de plotwendingen is het een innerlijk proces dat de film voortdrijft.

Aan de hand van haar personage zoekt Visschedijk naar wat er voor waardevols overblijft als de bakens waar ieder mens zich aan vasthoudt – een liefdesrelatie, een gezin, werk dat je identiteit bevestigt – je ontglippen. Je voelt de parallel met haar persoonlijke leven: ook zij moest daarnaar op zoek nadat ze haar man Marc van Uchelen, de steunpilaar van haar gezin met jonge kinderen, verloor omdat hij een eind maakte aan zijn leven. Soof 1 werd gemaakt voordat dit drama zich voltrok: een verhaal over de hobbels in een huwelijk die uiteindelijk worden overwonnen. De overwinning in de tweede film, die zachter van toon is en minder uitzinnig, doet Soof op zichzelf. Omdat ze ondanks alles overeind blijft, oog blijft houden voor de mooie én onzinnige kanten van het leven, en houvast vindt in haar eigen kracht, humor en levenslust.

Allenig meisje

Haar bekendheid bij het grote publiek dankt Visschedijk ook aan een rol in een romantische komedie. In Alles is Liefde (2007), de beste Sinterklaasfilm ooit, speelt ze Alicia, het ‘meisje van de productie’ dat de televisieregistratie van de nationale Sinterklaasintocht in goede banen moet leiden. Knap aan haar invulling van deze rol is de ambitieuze daadkracht waarmee Visschedijk het productiemeisje typeert, zonder in het cliché te vervallen van de carrièrebitch. Het is een allenig meisje dat doet waar ze goed in is: de boel regelen. Als de oude heer die Sinterklaas zal spelen na een hartaanval levenloos neerzijgt op de pakjesboot terwijl het volk in Amsterdam al verwachtingsvol op de kade staat, is dat voor Alicia vooral een lastige situatie die zo snel mogelijk moet worden opgelost. Een passerende, bebaarde meneer wordt tegen zijn zin in tot vervanger van de goedheiligman gebombardeerd, maar Alicia bekommert zich totaal niet om het welzijn van deze beduusde inval-Sint. Ze is al lang blij dat ze de intocht, waar zij dag en nacht voor in de weer is geweest, weer op de rails heeft gezet. En als blijkt dat de inval-Sint een nogal verwarde, narrige figuur is (een prachtige rol van Michiel Romeyn) die er halverwege de intocht in paniek vandoor gaat, gaat ze onvermoeibaar naar hem op zoek omdat het aansturen van Sinterklaas háár verantwoordelijk is.

Enorm geestig is Visschedijk in de scène waarin de dochter van de oude Sintvertolker het lichaam van haar vader komt ophalen. Alicia komt met gepaste deemoed bij haar staan, maar kan eigenlijk niet wachten om de geschokte dochter te vragen of zíj misschien weet wie en waar de verdwenen Sintvervanger is. Kwaad roept de dochter uit hoe zij dat in vredesnaam moet weten, waarop Visschedijk zich meteen verontschuldigt met een ‘Nee, nee, ik snap het’. Om dan, als de dochter wegloopt, tegen niemand in het bijzonder vol zelfmedelijden te verzuchten: ‘Ik probeer óók maar wat!’ Waarna ze de dochter nog slapjes ‘Sterkte!’ achterna roept.

Tevreden kijkt Alicia vanuit de coulissen naar de televisieoptredens van de teruggevonden goedheiligman. Dat deze zich ontpopt als een recalcitrante anti-Sint, maakt haar niet zo veel uit. Haar televisiebazen zijn immers tevreden, want ‘haar’ Sint blijkt een kijkcijferkanon. (Bij het terugzien neemt Alles is Liefde, geschreven door Kim van Kooten en geregisseerd door Joram Lürsen, een voorschot op de huidige Pietendiscussie. Goed, de Pieten zijn nog schaamteloos zwart – en de hoofdpersonen schaamteloos wit – maar in een talkshow probeert Michiel Romeyn aan een Amerikaanse, zwarte zanger te vertellen wat Sinterklaas inhoudt, en hij doet de zanger in woede ontsteken met zijn uitleg ‘You blacks are the slaves of Sinterklaas’. Bovendien laat de film zien dat het kinderen niks kan schelen als de Sint deze keer een donkere baard heeft, zichzelf Jan noemt en een theemuts op zijn hoofd heeft gezet bij wijze van mijter. En de zwerver (René van ’t Hof) die met een paar zwarte vegen en een baret een schoorsteenpiet avant la lettre is, wordt door de kinderen in de film ook volledig als Zwarte Piet geaccepteerd.

Ze komt naar voren als iemand die het moeilijk vindt om haar succes, ondanks het feit dat ze er keihard voor werkt, als háár verdienste te zien.

Aan het eind van Alles is Liefde blijkt de afstandelijke Alicia over een warmbloedige portie filosofische troostwoorden te beschikken. Ze begeleidt de verwarde Sintvertolker naar zijn ex-vrouw die hij zijn excuses wil aanbieden voor zijn jarenlange vlucht naar het buitenland (Spanje), maar de vrouw blijkt te zijn overleden. ‘Als het om de liefde gaat,’ zegt het meisje van de productie dan ineens tegen haar verslagen aanstuurobject, ‘dan zijn wij vroeg of laat allemáál te laat. Je komt alleen en je gaat alleen. En het gaat om die kleine geluksmomentjes tussendoor.’ Ze debiteert het als een agenda-wijsheid, maar door de intensiteit waarmee ze haar gesprekspartner aankijkt, wordt het een inzicht dat ook over háár gaat. Het zijn woorden waar zij zichzelf aan vasthoudt, en ze creëert er zo’n ‘klein geluksmomentje mee’, tussen twee zielen die allebei even verloren ronddwalen in de machinerie van het volksfeest. Of van het leven.

Ploeterende bestaan

Haar bijdrage aan de kaskraker Alles is Liefde was voor Lies Visschedijk een opstapje naar het populairdere film- en televisiewerk. Met haar toetrede in 2008 tot het vriendinnenkwartet in Gooische Vrouwen was ze ineens een Bekende Nederlander. Een rol die ze nog altijd lijkt te spélen, met verwondering over het blijvend onzekere Limburgse dorpsmeisje dat nu met geföhnde haren in galajurken uit limousines stapt. Uit interviews komt ze naar voren als iemand die het moeilijk vindt om haar succes, ondanks het feit dat ze er keihard voor werkt, als háár verdienste te zien. Ze vindt het nogal willekeurig dat even getalenteerde collega’s uit het theater, met wie ze na haar toneelopleiding tien jaar lang de kleine zalen afreisde, niet even veel succes hebben. Haar eigen groep Bloody Mary, een drievrouwschap met actrice Ilse Warringa en regisseur en schrijfster Marije Gubbels, maakte bijzondere muziektheaterproducties op basis van eigen ideeën. Ze zetten zich op de kaart met Waarom vloog je van ons heen in je jetplane (2005), over vier vrouwelijke leden van een ietwat hysterische John Denver-fanclub, waarin ze vierstemming de liedjes van hun country-idool zongen en intussen met elkaar stressten en ruzieden over de juiste vervulling van hun levenstaak als ‘Johns-apostelen’. Visschedijk, hier een zorgelijk, grauw vrouwtje met een lelijk gebitje in, toonde zich de fanatiekste die de anderen domineerde met haar overspannen verwachtingen over de aanstaande John Denver-memorial.

Dat ze het film- en televisiewerk een tijdje verkoos boven het onzekere, ploeterende bestaan van een theatergroepje, had er ook mee te maken dat er brood op de plank moest komen bij haar gezin met twee kinderen. Ergens moet ze het ook gewild hebben, maar zoals ze in Soof 2 laat zien, is ‘Ja, ik wil’ voor Lies Visschedijk geen eenduidige boodschap. Hoe doortastend haar personages ook kunnen optreden, zoals Visschedijk ze speelt, is hun eigen wil altijd een uiterst relatief gegeven. Ze maken zichzelf hoogstens wijs dat ze iets willen. In Bedscènes, de Alan Ayckbourn-komedie waarin ze in 2014 weer eens op de toneelplanken stond, beweert haar personage Eefje tegen haar partner die in bed moet blijven liggen omdat hij door z’n rug is gegaan, dat ze éven een kwartiertje langsmoet op de housewarming van vrienden. De partner houdt haar tegen, ze is haar vrienden heus niks verplicht. ‘Maar ik wíl erheen,’ roept Eefje ineens uit. Haar ex komt namelijk ook, hij heeft zware problemen met zijn nieuwe vriendin, en zij is de aangewezen figuur om daarin te bemiddelen. Het publiek heeft intussen al lang in de gaten dat Eefje ten eerste dolgraag weg wil bij haar jengelende partner, en dat de aandrang om haar ex te helpen een drogreden is. Ze verlangt ernaar om hem weer te zien, maar het is de vraag of ze dat zelf in de gaten heeft. Ze stapt op hem af om hem stevig de oren te wassen – ‘Dat ik bijna met jou getrouwd was!’ – maar als er een stilte valt in hun vechtgesprek en ze elkaar in de ogen kijken, moeten ze ineens enorm met elkaar zoenen. Terwijl dat het laatste is waar Eefje voor denkt te komen.

Een vleugje sherry

Zelfs bij de meest bedillerige, betweterige vrouwen die Visschedijk neerzet – het pittige afdelingshoofd van de middelbare school in de erg leuke dramaserie Tessa, of de razendsnel redenerende, machtswellustige topambtenaar in de politieke satire Sorry Minister – schemert iets van paniek door. Angst voor de chaos die wel eens uit kan breken als de regels worden losgelaten waarmee ze hun ongerichte innerlijk contouren geven. In het toneelstuk Fiftyfifty van mugmetdegoudentand (2013) waarbij het publiek haar in de kleine zaal eindelijk weer eens van dichtbij kon bewonderen, speelde Visschedijk Milou, een zelfbewuste carrièrevrouw die met trots de open relatie uitdraagt die zij en haar man Jens al jaren naar volle tevredenheid onderhouden. Ze was op haar best in het zinderende samenspel met Marcel Musters, tegenover wie ze onlangs ook stond in het vervolg Een flinke linkse vrouw (nog tot 17 december te zien), eveneens geschreven door Aaf Brandt Corstius. Het vrijgevochten stel bleek hun overspelige liefdesleven in een korset van afspraken gevangen te hebben, en als Milou erachter komt dat de huidige minnares van Jens een vrouw van tweeënzestig is, blijkt hij daarmee een ongeschreven regel te hebben overtreden. Het is spectaculair hoe Visschedijk Milou laat transformeren van een achteloze echtgenote die voortdurend is afgeleid door haar eigen amoureuze contacten, in een vrouw die bezeten is van jaloezie. Ze kan niet meer stoppen met het verzinnen van venijnige vragen over deze ‘oma’: ‘Waar ruikt ze naar? Wasmiddel en oud poeder en een vleugje sherry?’ Geestig is de omkering in het stuk: door een jong ding van tweeëntwintig voelt Milou zich minder bedreigd dan door het beeld van Jens die knus met het kleinkind van zijn minnares gaat wandelen. ‘Oh mijn god! Ik ga het visualiseren! Houd me tegen!’ Het is alsof alle jaloezie en onzekerheid die deze vrouw altijd wist te onderdrukken en te controleren, er met dubbele kracht uitkomt. Milou verandert in het tegenbeeld van wie ze dacht te zijn.

Ze leeft haar vaardigheden uit in vrouwen die schijnen te weten hoe je dat doet, leven.

Het leven is iets wat je overkomt, vertelt Lies Visschedijk met al haar rollen. Je bent overgeleverd aan de grillen van het lot, van de mensen in je omgeving en aan die van je eigen karakter. Het enige dat een mens te doen staat, is zich met enige sjeu staande te houden in de situatie waar je naartoe bent gestruikeld.

Tegelijk is het genieten om te zien hoe Visschedijk haar vaardigheid als comédienne uitleeft in vrouwen die enorm goed schijnen te weten hoe je dat moet doen, leven. In de Limburgse dramafilm Hemel op aarde (2013) speelt de hevig gelovige moeder van hoofdpersoon Bart, een jongen die zich in de jaren zeventig aarzelend losmaakt van de strenge blikken van de alomtegenwoordige God en Jezus. Met een suf krullenkapsel, degelijk schoeisel en een vermoeide lijdzaamheid in haar houding creëert Visschedijk een toonbeeld van een godvruchtige dorpelinge zoals ze die moet kennen uit het dorp van haar jeugd. (Op haar Limburgse tongval heeft ze hard moeten studeren, want als dochter van een import-huisarts is ze niet tweetalig grootgebracht.) Moeder Gertie is zo overtuigd van de geloofsregels waar zij naar leeft, dat ze niet eens haar stem verheft als ze haar man en zoon betrapt op het kijken naar een pikant tafereel uit de erotische film Emmanuelle die op tv wordt uitgezonden. ‘Smeerlapperij’ noemt ze de seksscène, en meteen daarna: ‘Het is heilig. Het is bedoeld om kinderen te maken. Verder heeft God het verbooien.’ Maar intussen zijn Gerties ogen groot van schrik, waardoor je toch meevoelt met dit rechtschapen schepsel, dat het uiteindelijk zal moeten afleggen tegen de komst van een nieuwe tijd. Als haar man ontslagen wordt en haar zoon wordt beschuldigd van diefstal uit haar geliefde kerk, grijpt Gertie de hand van Bart om samen met hem te bidden. De stem van Lies Visschedijk is daarbij schor van emotie. Wat deze gelovige vrouw grappig én ontroerend maakt, is de absolute ernst die de actrice haar meegeeft.

Het is genieten om te zien hoe Visschedijk haar vaardigheid als comédienne uitleeft in vrouwen die enorm goed schijnen te weten hoe je dat moet doen, leven.

Haar rol in Hemel op aarde geeft Visschedijk de kans om zichzelf weer eens compleet te transformeren, waar in het (uitvergrote) realisme van komediefilms- en series toch minder ruimte voor is. Ze doet dat vooral in de typetjes die ze speelt bij Klokhuis, Toren C en Welkom in de Gouden/IJzeren Eeuw. Maar ook in haar optreden als Roelien Grootheeze in Gooische Vrouwen kun je zien hoe vakkundig Visschedijk haar fysieke verschijning gebruikt voor de komische uitvergroting van haar personages. Het leek een moeilijke opgave om Annet Malherbe op te volgen als nummer vier van het Gooische vriendinnenstel, maar met haar geestige, naïeve vertolking van de bloedserieuze hondenfluisteraar slaagde Visschedijk daar glansrijk in. Bij de uitbeelding van de nogal plompe Roelien valt op hoe ongegeneerd onaantrekkelijk ze zichzelf durft te maken. Tegenover haar drie hooggehakte vriendinnen, die hun vrouwelijkheid zo elegant of sexy mogelijk etaleren, plaatst Visschedijk een kleurloze vrouw die haar lichaam in haar hooggesloten bloesjes en broekrokken zo onflatteus mogelijk voor de dag laat komen. Maar dat is geen onzekerheid, eerder een kwestie van gebruiksgemak, en daarmee biedt ze een verfrissend tegenwicht tussen al dat uiterlijk vertoon.

Met haar uiterlijke verschijning kan Visschedijk een wulpse Hollandse schone zijn, maar ze heeft ook een klein, propperig vrouwtje in de aanbieding. Voor Soof 1 deed ze haar uiterste best om flink af te vallen, zo stond in de bladen en op celebrity-websites te lezen. Gelukkig is ze niet veranderd in zo’n lichaamsloze, afgetrainde camera-actrice waar er momenteel veel te veel van zijn. In Soof 2 heeft ze haar heerlijke rondingen weer terug, want als er iets is waar je je aan kan vasthouden als alles je ontglipt, dan is het troostrijk eten. In de allerlaatste beelden van de film danst Lies Visschedijk als Soof in haar eigen huiskamer, in haar slobberige huispak en volumineuze badjas en zonder make-up. Het idee om slank te worden, heeft ze maar weer opgegeven. We moeten het maar doen met wie zij is. Dat doet zij namelijk ook.