Voilà: de fijnste boeken om op het strand, het terras of onder een boom het nuttige met het aangename te verenigen. Lees, geniet én leer.

De Mulisch Mythe
Sander Bax
Meulenhoff, 478 p., 
€ 29,99.

Sander Bax’ studie De Mulisch Mythe heeft een proloog, vijf bedrijven en een epiloog, de vorm van een klassieke tragedie dus. Helemaal in de geest van Harry, zoals ook de multitaskende ondertitel tegemoetkomt aan het door de schrijver gekoesterde imago van Grossschriftsteller: ‘Harry Mulisch: schrijver, intellectueel, icoon.’ Alleen al de verschijning van dit boek is pikant: eerst omdat het vreemd genoeg niet uitkomt bij Mulisch’ ‘eigen’ uitgeverij De Bezige Bij, ten tweede omdat het weliswaar niet de verhoopte biografie is (die na de Reve- en Hermansbiografie zo schrijnend uitblijft) maar wel een serieuze studie. Een studie geschreven zoals het een literatuurwetenschapper betaamt, dus geheel en al vanuit de tekst (Mulisch’ oeuvre) beargumenteerd. Bax laat zien hoe Mulisch zijn hele loopbaan lang zijn imago gekoesterd heeft, zonder dat de schrijver daarmee iets afdeed aan de inzet van zijn werk. Integendeel. Het komt erop neer dat Mulisch rondom zijn mediapersoonlijkheid een mythe bouwde: ‘In de mediamythe veranderde de schrijver van “gewoon mens” in een personage uit een mythisch heldenverhaal.’ Die literaire beroemdheid versterkte het mythische beeld van zijn schrijverschap.

Het leuke is dat Bax deze zienswijze vruchtbaar doortrekt: in de wijze(n) waarop Mulisch’ werk gelezen kan worden.

Goed, een biografie is De Mulisch Mythe niet, eerder een studie over het werk waartoe de levensfeiten van Mulisch op een bepaalde manier ook gerekend worden door diens strategisch inzetten van zijn persoonlijkheid – een ‘personage’ noemt Bax dat. Waarom? Ter meerdere eer en glorie van zijn schrijverschap. Ten laatste: bij alle lof voor dit inzichtelijke boek mag niet onvermeld blijven dat het weet te enthousiasmeren voor Mulisch’ werk. Ook daarin, zou je kunnen beweren, heeft Harry Mulisch de regie behouden, postuum nota bene. Wunderbar. (Jeroen Vullings)

Het Ardennenoffensief
Anthony Beevor
Ambo|Anthos, 454 p. € 24,99.

Het verrassende van de boeken van historicus Antony Beevor is dat hij simpelweg het verhaal vertelt. Dat lijkt simpel, maar het kan alleen als je volledig greep hebt op het materiaal. Die heeft hij, wederom in Het Ardennenoffensief, dat in het Engels de ondertitel Hitler’s Last Gamble meekreeg. Medio 1944 leek het gedaan voor nazi-Duitsland, in het oosten rukte het Rode Leger ijlings op, in het westen was de geallieerde opmars onstuitbaar na de invasie in Normandië.

Maar dat was buiten Hitlers wanhoopstroef gerekend. In plaats van de restanten van zijn legers te concentreren in Duitsland, besloot hij de krijgsmanoeuvre van zijn held Frederik de Grote te herhalen, waarmee die Pruisen had gered. De Duitsers zetten op 16 december 1944 hun tegenoffensief in. De bedoeling was door te stoten naar Antwerpen en ‘een nieuw Duinkerken’ te creëren. Aanvankelijk lukte dat, doordat de geallieerde inlichtingendiensten tekortschoten, doordat de aanval strikt geheim was gehouden, doordat de Amerikaanse troepen meestal onervaren waren.

Anthony Beevor begon zijn loopbaan als romancier en dat is te merken aan de levendigheid waarmee hij de bekende feiten bijstelt. Na lezing beklijven vooral de krankzinnige anekdotes. Doordat Otto Skorzeny’s commando’s achter de linies in Amerikaanse uniformen sabotageacties pleegden, was de paranoia onder de Amerikanen groot. Bij blokkades werden als doorgangstest de raarste vragen gesteld. Zodanig dat de Britse acteur David Niven, die in het leger diende, er niet doorheen kwam.

De Amerikaanse generaal Patton droeg een legerkapelaan op voor beter weer te bidden. Toen dat uitkwam, kreeg hij de Bronze Star. Dezelfde Patton schreef in zijn dagboek, nadat hij op Kerstochtend wakker werd: ‘Heerlijk weertje om Duitsers te doden.’

Via die verhalen stelt Beevor de geschiedenis bij. Zo maakt hij duidelijk dat de SS-elitesoldaten helemaal niet zo superieur bleken; dat de door Eisenhower voor een psychopaat en door Patton voor ‘a tired little fart’ uitgemaakte prima donna Montgomery met de kennis van vandaag gediagnosticeerd zou worden als een ‘Asperger’. Maar vooral brengt hij de gruwelijkheden over en weer in kaart; de standrechtelijke executies van krijgsgevangenen. Oorlog op zijn ergst. (JV)

Het Koninkrijk
Emmanuel Carrère
De Bezige Bij, 491 p., 
€ 29,90.

Op het eerste gezicht lijkt dit boek fictie: Carrère begint althans niet met een traditionele geschiedkundige studie, maar met honderd pagina’s mijmeren over hoe hard hij na een crisis van het gevoelsleven heeft geprobeerd om te geloven. Daarbij haalt hij een hoop kennis overhoop en verhaalt hij op soms moeilijk leesbare wijze hoe hij doordringt in theologische geschriften. Na een pagina of honderd komt de beloning, dan begint hij te vertellen over het ontstaan van het christendom, enkele tientallen jaren ná de dood van Jezus, met als drijvende kracht Paulus die rondtrok met de ook toen best opvallende boodschap dat het einde der tijden nabij was, maar dat wie rustig, goed en bescheiden bleef, gered zou gaan worden door een man die kortgeleden aan het kruis was genageld en na een paar dagen dood te zijn geweest weer was opgestaan en weggewandeld.

Het knappe in dit, nogmaals, soms taaie boek, is de oprechte toon van verteller Carrère, die wel eens schrijft dat hij het verhaal ook anders kan vertellen, dat vervolgens ook doet en het effect bewerkstelligt dat het verhaal en ons voorstellingsvermogen nóg dieper ineen strengelen. (Carel Peeters)

The Utopia of Rules
David Graeber
Melville House Publishing, 261 p., 
€ 19,49.

Afgelopen voorjaar was de Amerikaanse antropoloog David Graeber een van de beroemde professoren die voor de studenten in het Maagdenhuis spraken. Hij had even de trein gepakt uit Londen om de studenten een hart onder de riem te steken. De zaal zat helemaal vol voor Graeber, die sinds zijn speeches bij Occupy Wall Street een van de helden van het collectieve verzet is.

Het leukste van Graeber zijn z’n essays. Dit voorjaar publiceerde hij The Utopia of Rules: On Technology, Stupidity and the Secret Joys of Bureaucracy, een bundel met drie essays over bureaucratie. Volgens Graeber heeft religie in de westerse wereld plaatsgemaakt voor een dogmatisch geloof in regeltjes. Niet alleen bij de overheid, maar ook in het bedrijfsleven. Hij noemt het de ijzeren wet van het kapitalisme dat wanneer je zogenaamd probeert de overheid terug te dringen om meer ruimte te geven aan marktwerking, het gilde van pennenlikkers, managers en controleurs dat nodig is om die markt te controleren alleen maar zal toenemen.

En dat deed het natuurlijk goed in het Maagdenhuis. Graeber vertelde hoe intellectuelen en uitvinders aan de universiteit vast komen te zitten in een web van formulieren en prestatienormen. Dat is volgens Graeber niet alleen de schuld van de overheid, maar ook en vooral van een kritiekloos geloof in marktwerking. (Tim de Gier)

Illustratie: Zeloot

De esthetische revolutie
Arnold Heumakers
Boom, 464 p., 
€ 39,90.

In het midden van de negentiende eeuw werden processen gevoerd om aanstootgevende gedichten in de bundel Les fleurs du mal van Baudelaire en om de roman Madame Bovary van Flaubert te verbieden. De schrijvers hadden allebei geschreven wat in hun verbeelding opkwam, zich niet storend aan de heersende burgerlijke moraal. Ze maakten daarmee gebruik van de zelfstandigheid van de kunst zoals die aan het einde van de achttiende eeuw was ontstaan: de kunst als een onafhankelijk domein waarin alleen de vrije verbeelding het voor het zeggen heeft.

Het ontstaan van dit onafhankelijke domein van de kunst (dat tot op de huidige dag voortduurt) wordt door Arnold Heumakers in De esthetische revolutie met ongewone eruditie en een soepele pen beschreven aan de hand van de verlichte en romantische ideeën van 
Goethe, Moritz, Kant, Schiller, Novalis en allen die bij deze bevrijding betrokken waren. Door de esthetische revolutie ontstond de kunstenaar als held, genie, estheet, rebel, vernieuwer en als onafhankelijke geest die vrij was zich al dan niet te engageren. De kunst werd het domein waar alles gedacht kon worden. Kunst kon de door wetten, regels en taboes beheerste samenleving een spiegel voorhouden. Om die ontwikkeling in al zijn kleur te beschrijven, beoefent Heumakers de geschiedschrijving als literatuur. (CP)

De Churchillfactor
Boris Johnson
Spectrum, 428 p., 
€ 24,99.

De grote Boris Johnson slaat weer toe – ik weet één boek over Churchill dat nog meer om te smullen was, maar dat was dan ook van Sebastian Haffner. De burgemeester van Londen komt op een goede tweede plaats. Zijn gebabbel is meesterlijk en als schrijver is hij een verleider pur sang. Daarom is dit hagiografische geschrift zo goed te pruimen. Het staat vol zinnen als: ‘Van alle politici van zijn generatie was Churchill niet alleen de beste spreker, de beste schrijver, de beste grappenmaker, de dapperste, brutaalste en origineelste persoonlijkheid, voor de Churchillfactor was cruciaal dat hij ook de hardst werkende politicus was.’ Het moge duidelijk zijn: de bewondering van Boris Johnson voor Churchill, die ook nog eens de Nobelprijs voor de Literatuur kreeg, is immens. In hoeverre de schrijver al op hem lijkt of alleen maar op hem wil lijken, zal steeds duidelijker worden nu Boris Johnson bijna zelf prime minister is van Groot-Brittannië. Saillant is daarom het hoofdstuk over Churchill als Europeaan die zowel door voor- als tegenstanders van de Unie wordt geclaimd. Ik eet een sigaar op als Bojo zich straks niet zich sterk gaat maken voor de EU, maar mét een status aparte voor zijn eiland. (Sander Pleij)

Goethe
Rüdiger Safranski
Atlas Contact, 704 p., 
€ 44,99.

Het weldadige aan Rüdiger Safranski’s biografie over Goethe (1749-1832) is de afwezigheid van andermans theorieën en interpretaties. Safranski volgde louter zijn eigen neus en is uitgegaan van het werk, de documentatie en de talloze brieven (54 delen). De secundaire literatuur, die een hele bibliotheek beslaat, heeft hij rustig laten staan. Daardoor is 
Goethe bij Safranski het gekoesterde manusje van alles (officieel ‘Geheimrat’) van zijn vriend hertog Karel August van Weimar. Het is 
Goethe verliefd op vrouwen in alle stadia van zijn leven. Het is Goethe de schrijver van Het lijden van de jonge Werther, van de Faust I en II, van Wilhelm Meisters leerjaren en van toneelstukken als zijn debuut Götz von Berlichinge, dat in 1772 meteen een eclatant succes werd. In Götz, iemand met een ‘gemêleerd karakter’, zit veel van Goethe de alleskunner, die het liefst wagenmenner met vier weerspannige paarden had willen zijn. Safranski sleept je mee in Goethes vriendschappen, zoals die met de onvolprezen maar al in 1805 overleden Friedrich Schiller. En met de jonge Karl Philipp Moritz in Italië, het land waar Goethe in 1786 een totale metamorfose onderging en in een Dichtervorst veranderde, de gedaante waarin Tischbein hem vorstelijk liggend in het Italiaanse landschap schilderde. (CP)

Elke hierboven genoemde leestip kunt u kopen in onze webshop.