Ik krijg wel eens brieven van lezers, maar zelden een waarin zo alert gereageerd wordt op een probleem dat ik signaleerde. Het scheelt ook dat briefschrijver daadwerkelijk in staat is iets te veranderen aan de kwestie die ik aanroerde.

Goed, genoeg raadselen. Begin augustus schreef ik in deze column hoe ik voor het voetgangerslicht wachtte dat op rood stond, met naast mij twee agenten. Even later staken er vier Nederlands-Marokkaanse pubers over, banjerend door rood en met een middelvinger voor de politie. Die zagen niets, wilden niets zien, en pas toen ik hun pubervoorbeeld volgde, minus dan die middelvinger, werd ik toeterend toegesproken. ‘Het deed mijn vertrouwen in de rechtstaat geen goed,’ schreef ik nog, en zie, twee weken later vind ik een brief in de bus van B.H.J. van Tol, commissaris van politie in Rotterdam. De rechtstaat reageert per ommegaande.

Van Tol begint nu eens niet te beleren of me uit te leggen dat ik als leek van toeten noch blazen weet, nee, hij...