Het is een foto uit 1964, maar de geest van het anti-autoritaire zoek je er tevergeefs. Je ziet een tuin, gecultiveerd is nog zwak uitgedrukt, gazon gemaaid, omzoomd door van die nauwgezet bijgehouden borders. In een daarvan staat een bataljon afrikaantjes in rotten van drie opgesteld. Alsof ze het erom doen.

En ik sta op die foto, weer voor die afrikaantjes: drie jaar, schat ik, met van die beetje kromme benen die nog twijfelen of ze het zullen houden, en een veel te groot hoofd met lichte kroes. Daar is een slechte fotograaf aan het werk geweest, want alle andere mensen op die foto zie je maar half, of preciezer, je ziet hun armen, die zich naar mij uitstrekken.

Drie paar blanke armen, die de gekleurde peuter als een veiligheidskordon omgeven. Ik kan me de scène niet herinneren, maar nu ik deze foto na lange tijd weer onder ogen krijg, vraag ik me af of ik me toen al bewust was van het kleurverschil, dat mij nu onmogelijk kan ontgaan. Ik geloof er eigenlijk niets van. Later...