Het moet me lang niet zijn overkomen, want ik was oprecht verbaasd en stiekem ook wel verheugd. Een autorit van Hilversum naar huis, een chauffeur die ik niet ken, en dus zo’n aftastend gesprek, precies berekend op de 20 à 25 minuten die het samenzijn zal duren. Er is vast een logische aanleiding geweest, maar ik zag die niet aankomen. ‘U hebt toch ook… ook buitenlands in u?’

Ik denk dat hier het ‘bloed’, van ‘buitenlands bloed’ werd ingeslikt, dat smaakt ook zo naar Bodem, en bovendien werd de vraag op een vriendelijke, geïnteresseerde manier gesteld. Dat was me lang niet overkomen, realiseerde ik me, moet echt jaren her zijn geweest. Vroeger was ik dan geïrriteerd of juist gevleid, wanneer een Antiliaan of Surinamer de lichte neger in mij ontdekte, maar zonder dat ik erbij stil had gestaan, was de vraag uit mijn leven verdwenen.

Ik ben ook geruisloos van een jij & jou een u geworden, voor de kassa bij de AH, ‘Mag ik uw bonuskaart even lenen?’

Het uiterlijk dat zo...