De kermisexploitant heeft het moeilijk. Gemeentes zouden er minder aan moeten willen verdienen. En God zou de leegte kunnen vullen. ‘Ik werk me kapot voor een scheet en drie knikkers.’
Als zijn zoons ergens willen komen in het leven, dan moeten ze niet op de kermis blijven. Dat heeft hij ze altijd gezegd. Jan, zesde generatie van het Haags kermisgeslacht Vermolen, puft een wolk Marlboro-rook uit zijn mondhoek en kijkt op naar zijn oliebollenkraam; een baken van kleur en licht op een verder koud en grijs Spui.