Poëzie / Maandboek poëzie

Tweede bundels zijn geen sinecure of, om met Pieter van den Hoogeband te spreken, het is moeilijker om je medaille te verdedigen dan om hem te behalen. Lukt het Kees ’t Hart (Den Haag, 1944) met zijn tweede bundel Ik weet nu alles weer?

’t Hart is een ongegeneerd dichter of hij wil dat althans graag zijn. ‘Geen geneuzel en gefrutsel, geen nostalgie en weerzin,’ kondigt hij op de achterzijde aan. We wisten het al sinds zijn poëtisch debuut op late leeftijd met de rare, maar ook wel veelzeggende titel Kinderen die leren lezen (1998) die onder meer een ode aan de grote spontane schreeuwdichter Walt Whitman was.

In de tussentijd trok hij als dichter nog meer aandacht met een project van Whitman-vertalingen en verder met een bloemlezing over Elvis, allebei geen lui van de poëtische verfijning. Ook in zijn jongste bundel windt ’t Hart er geen doekjes om met een ellenlang gedicht over zijn belevenissen bij de voetbalclub Heerenveen, waar hij een tijdje als...