Beschouwing / De laatste Aurelio Zen

Aurelio Zen is overgeplaatst naar Calabrië, het meest zuidelijke gewest van Italië. Hij vervangt de commis­saris van politie in Cosenza, hoofdstad van de gelijknamige provincie op de wreef van de voet van Italië.

Zen zit, als het boek begint, aan de lunch en kijkt met verbijstering naar een man aan een belendend tafeltje, die drie gigantische Spaanse pepers versnipperd door zijn dagschotel prakt. Zen beseft dat als hij zelf maar één hapje van zo’n peperpasta zou nemen, niet alleen zijn smaakpapillen geroosterd zouden worden, maar dat ook de eerste pijnschichten van een nade­rende hartaanval door zijn borst zouden vlammen. Hij heeft dan ook, voor de zoveelste maal sinds zijn over­plaat­sing, het sterke gevoel in het buitenland te zijn.

Zen roert dus maar wat door de slijmerige pasta, aangevuld met vettige schaapsknok­kels en grote fledders tomatensaus. En vraagt zich af hoe zo’n weeïge vrucht als de tomaat wereld­wijd hét...