Poëzie

In een vorige bundel schreef Sylvia Hubers, tegenwoordig stadsdichter van Haarlem: ‘De buren spelen vals piano / maar wel met gevoel. Zó // wil ik leven, vals maar met gevoel.’ Karakteristiek voor deze poëtica, liever echt dan mooi. Ook de gedichten in Vandaar dit huwelijksleven zijn geen esthetische juweeltjes maar getuigen eerder van een stevig en gulzig soort aardsheid: ‘Ik wilde honger / en daar was honger, een wilde kat / in een tamme koelkast’ heet het in ‘Ik wilde honger’ en in ‘Ik kom naar huis’ drinkt deze holle bolle dichteres twee koelkasten leeg en maakt een drankwinkel los alvorens ze ’s ochtends thuiskomt met ‘het verborgen flesje ochtendrood’.

Niks vrouwelijke gedichten in de traditionele zin des woords dus, eerder een potige aanpak met een grappig soort dwarsheid, zoals in ‘Ik geen kinderen krijgen’: ‘Ik geen kinderen krijgen?! / Er kruipen er honderd door de kamer! In soorten en maten. / Heb je de jouwe herkend? / Ze hebben vinnen en een gluiperig vocht /...