Sport

aar zat hij nou, Sven Kramer: op een houten bankje ergens in het stadion, helemaal kapot. Je zou haast zeggen: moedeloos. Na zijn rit op de 1500 meter wist Kramer vrijwel zeker dat hij opnieuw Europees kampioen zou worden. Toch drukte hij zijn gezicht bijna mismoedig in zijn bovenarm. Logisch dat de interviewer vroeg of er soms iets aan de hand was. ‘Je kijkt niet echt blij.’ Met een zweem van spot keek Sven Kramer zijn interviewer aan: ‘Heb jíj wel eens een 1500 meter gereden? Nou dan!’

In een notendop gaf Kramer de tragiek van hardrijden op de schaats goed weer. Dat hij later deze zondag voor de vierde achtereenvolgende keer Europees kampioen zou worden – een record – vormde aanleiding voor een soort chagrijn dat je bij andere sporten zelden meemaakt. De schaatsmijl mag voor Kramer dan een slopend onderdeel zijn, de wedstrijd was achter de rug. Hij mocht uitkijken naar de tien kilometer – de afstand waarop de stayer ons over een maand een gouden plak hoopt te bezorgen....