‘Een schilderij waarbij gepraat moet worden, is het bekijken nauwelijks waard,’ schreef meestervervalser Geert Jan Jansen een kleine tien jaar geleden in zijn memoires. Enthousiaste kunstuitleggers zullen de geldigheid van die opmerking waarschijnlijk betwisten, maar wie zich met enige regelmaat in het (hedendaagse) kunstcircuit begeeft, kan niet anders dan instemmend knikken bij Jansens apodictische stelling.

Hoe vaak staan we niet voor kunstwerken die slechts met behulp van de artistieke bijsluiter, de catalogus, kunnen worden geduid? Gesloten als een oester hangen, staan of liggen de werken in de tentoonstellingszaal, wachtend op het moment dat de kijker, voorzien van ?state of the art varifocusbril en met beverige vinger de in onnavolgbare kreupeltaal geschreven curatorentekst volgend, zijn ‘aha-moment’ beleeft.

‘Dus dáár gaat het over!’ roept de bezoeker opgelucht, terwijl hij zijn ogen paniekerig over de kunstwerken laat dwalen om zich verder te laten...