‘Laat studenten betalen voor excellentie – ze krijgen het dubbel en dwars terug.’ Dit zei Karel van der Toorn, de bestuursvoorzitter van de Universiteit van Amsterdam én de Hogeschool van Amsterdam vorige week tijdens de opening van het academisch jaar.

Kwaliteit kost geld, betoogde hij; het ‘getuigt van slechte smaak’ om de overheid om meer geld te vragen; laat de studenten kwaliteitsverbetering daarom zelf betalen.

Over dat principe kan een mens zomaar een warm instemmend stukje schrijven.
Maar dat doe ik niet. Dit stukje heeft de strekking: hoe durft-ie.

In het hoger onderwijs, heb ik onlangs geleerd, maakt men onderscheid tussen de ‘grote’ en de ‘kleine’ kwaliteit. De grote kwaliteit gaat over inhoudelijke zaken (toponderzoekers, topdocenten, topinstituten); de kleine gaat over dienstverlening aan studenten.
Grote kwaliteit is een sexy onderwerp (Nederland in de wereld, kennis en innovatie, globalisering, en zo meer), kleine kwaliteit vindt men nauwelijks...