‘Godverdomme lul. Ik práát tegen je.’ Een jongen en een meisje zitten tegenover elkaar in een restaurant. ‘We zitten hier toch samen? Ben je weer op Facebook aan het kijken?’ Hij antwoordt: ‘Doe niet zo opgefokt, ik kreeg een mailtje van mijn werk. Mag ik dat ook al niet lezen?’ Een relationele kibbelpartij die sinds de opmars van de smartphone gewoon is geworden. Asociaal om in gezelschap weg te duiken in een communicatieapparaat? Ja. Toch lijkt het tegenwoordig eerder de norm dan een uitzondering waarvoor geëxcuseerd dient te worden. Het is het gevolg van het feit dat we nu altijd bereikbaar zijn, op elke denkbare manier.

Toen we ze kochten legden we een officieuze verklaring af aan al onze contacten: vanaf nu kun jij mij altijd bereiken, en ik jou. Vanaf nu hoef je nooit meer zonder me te zijn en ik nooit meer zonder jou. Op elk moment van de dag zul je weten, of kunnen weten, wat ik aan het doen ben. En als ik niets laat horen? Dan komt dat omdat ik je stom, oninteressant,...