Binnenland

Sinds zijn zesentwintigste jaar draagt Mickel Aziz een gouden kruisje om zijn hals. Duidelijk zichtbaar, want het hangt aan een dunne gouden ketting over zijn kleding, op zijn hart. Het is zijn manier, zegt de inmiddels zesenvijftigjarige tramconducteur, om zijn christelijke geloof uit te dragen.

Toen hij het kruisje voor het eerst omhing, woonde Aziz nog in zijn vaderland Egypte. Daar is een kruis niet onomstreden, want de Koptische minderheid wordt in het islamitische Egypte gediscrimineerd.

Die discriminatie zou definitief tot het verleden behoren, dacht Aziz, toen hij in 1984 de Nederlandse nationaliteit kreeg. Nederland, dat van oorsprong een christelijke traditie heeft, kent immers vrijheid van godsdienst. Zeker in zijn woonplaats Amsterdam heerst een tolerant klimaat. Niemand zou hem nog het recht op het dragen van zijn kruis betwisten, was zijn stellige overtuiging.

Ruim vijfentwintig jaar later zat Aziz met gebogen hoofd in de Amsterdamse rechtbank. Achter zijn...