Surinamers en Nederlanders: eigenlijk zijn ze beiden een beetje in verwarring als het hokje niet klopt. Witte huid, donkerblond haar, blauwe ogen, én die zangerige intonatie: mijn moeder is een Boeroe. Een witte Surinamer.

Twee zwarte vriendinnen ploffen neer in de tram, bomvolle boodschappentassen op de ene stoel, zijzelf op de andere. Heerlijk roddelen ze in het Sranantongo, terwijl het Amsterdamse binnenstadsverkeer voorbijraast en de tram zich er dwars doorheen tingeltangelt. Ze wisselen tips uit om geld te besparen. De ene laat haar strippenkaart zien. Weet je wat ik altijd doe, zegt ze. ‘Te mi musstempel feifi, dan me fow a sanso, na a stempel fo’ – als ik er vijf moet stempelen, vouw ik het ding zo dat hij er vier afstempelt. ‘Na ala leisi mi win wan strip’ – zo win ik elke keer één strip. De vriendin lacht.

Ze hebben voor de zekerheid even om zich heen gekeken, maar de kust is veilig. De tram is leeg, op een witte vrouw met een bril na, die in de...