Aangezien ik persoonlijk lijd aan een spraakgebrek kijk ik altijd met een meer dan kritische blik naar de wijze waarop stotteraars in films of op het toneel worden opgevoerd. Voor zover mij bekend benadert echter geen enkele film ook maar in de verste verte het inlevingsvermogen waarmee het met Oscars overladen The King’s Speech het onderwerp stotteren behandelt. Het beeld dat scenarioschrijver David Seidler en acteur Colin Firth schetsen van de worsteling van George VI is fijngevoelig, ontdaan van sentimentaliteit en verfrissend accuraat.

Het spraakvermogen van de toekomstige vorst wordt geteisterd door een vaste reeks fonetische draaideurdelinquenten – harde c’s, k’s en g’s – en door een kleinere groep sporadische lastpakken zoals f’en, p’s en w’s. En dat klopt als een bus. Veel fictionele stotteraars struikelen namelijk over willekeurige letters, wat feilloos aangeeft dat de auteur er weinig vanaf weet. Wat ook klopt, is de constatering dat je niet stottert wanneer je zingt, in...