Toen de Britse journalist Johann Hari (1979) zich als tiener bij de huisarts meldde omdat hij zich zo ongelukkig voelde, legde de arts hem uit dat hij last had van een chemische disbalans in zijn hersens. Sommige mensen hadden dat nu eenmaal, en Hari was er duidelijk een van. ‘De pijn lékte gewoon uit me,’ zegt Hari.

We hebben daar deze medicijnen voor, zei zijn huisarts, en dan gaat het een stuk beter met je.

Hari kreeg een antidepressivum met de naam Seroxat dat de symptomen inderdaad kortstondig verlichtte. Maar al snel kwamen de depressieve gevoelens met volle kracht terug, en kreeg hij een hogere dosis. En opnieuw en opnieuw, zodat Hari dertien jaar lang dagelijks de maximaal mogelijke hoeveelheid Seroxat nam, en zich nog steeds doodongelukkig voelde.

‘Dat,’ zegt Hari, ‘was mysterie nummer één. Waarom hielpen de medicijnen niet?’

Het tweede mysterie was dat hij omringd werd door steeds méér depressieve mensen. Vanaf het moment dat hij zelf bij de huisarts...