Vorige week schreef ik dat ik mezelf graag tegenspreek. Nu dan. Ik moet terugkomen op mijn spot met fietsende paradijsvogels. Ik ben er namelijk zelf een geworden. Ik pedaal op een Italiaanse racefiets in een sponsorpakje. Denk nu niet dat ik ben aangestoken door de Tour. Ik beklom deze heuvels al twee jaar op een roestig rijwiel. Dat vond ik stoer, zoals de Limburgse postbode die rechts in beeld het peloton passeerde op de Cauberg. ‘Zonder te schakelen!’ schreeuwde Mart Smeets. Niet schakelen, rechtop zitten, geen pretenties. Tot ik de Koga-Miyata van mijn buurvrouw leende. Wat een verschil! Wielrennen is fietsen zonder fiets. Alleen de weg is er, en wind en spierkracht. Wind, waai, weg.

Een week later legde ik mijn eigen Italiaanse aanwinst in de auto, onder wantrouwig toezicht van de vorige eigenaar. Hij had me uitgebreid op de onderdelen gewezen en hoopte dat ik die op waarde wist te schatten. ‘Je hebt toch wel SPD-SL plaatjes?’ vroeg hij zorgelijk. ‘Natuurlijk.’ Ik blufte,...