05-08-2000
Door Xandra Schutte

Mijn werk, zei Jan Wolkers, is als Shakespeare. Iedereen kan het lezen, de keukenmeid en de intellectueel. En iedereen las het, maar het werd vooral verslonden door de kinderen van de wederopbouw. Met Wolkers’ boeken in de hand bestormden zij de laatste pijlers van gezapig Nederland. De schrijver wordt dit najaar vijfenzeventig. Een ode aan de leeuw van Texel.

Ze hadden achteraf gezien gelijk. In het voorjaar van 1963 trad Jan Wolkers op in Leiden en las ‘Kunstfruit’, het laatste verhaal van zijn bundel Gesponnen suiker, voor. Het gaat over een alleenstaande jongeman die een losgeslagen meisje ontvangt. Er staan typerende Wolkers-zinnen in als: ‘Wat een verrukkelijk blond stuk leven, dacht ik, toen ik haar strakke rok omhoog had getrokken en over haar schouders in de spiegel keek naar het ronde weke vlees dat tussen de bovenrand van haar kousen en haar jarretelgordel uit mijn omhelzing naar voren puilde. Eerst met haar naar bed, dacht ik, eerst met...