Kijk, het bleef broeien. Dat zegt hijzelf. Jan van Aken (1961) had zijn historische roman De ommegang gepubliceerd en gewoonlijk is daarmee de kous af: het boek is in de wereld, meer kun je niet doen. Maar ditmaal was het anders. Het voelde alsof hij nog iets voor zijn roman moest doen, iets wezenlijks: nagaan of het hij het decor in het verhaal wel werkelijkheidsgetrouw had verbeeld.
Natuurlijk had hij zich in de voorbereidingsfase gedocumenteerd, hij had boeken gelezen, documenten bestudeerd. Hij was zelfs naar Duitsland gereisd, had daar foto’s gemaakt – die hij bij thuiskomst niet meer bekeek. Net als de vijftiende-eeuwse protagonist van De ommegang had hij zich verlaten op zijn geheugensysteem, waarin alle documentatie voor de roman ligt opgeslagen. Dat schrijfexperiment was gelukt, maar toch zeurde er een stemmetje: heb ik het wel goed gedaan? Klopt het wel?
Chronisch moe
Dat stemmetje werd aanvankelijk overstemd door de klaroenstoot van het succesverhaal dat De ommegang is geworden. Al zes weken prijkt het boek hoog in de ‘Bestseller 60’, een wekelijks overzicht van bestverkochte boeken. Zijn redactrice op de uitgeverij belt regelmatig met een update van de verkochte en bestelde aantallen en de te verwachten royalty’s, uiteraard na aftrek van het voorschot dat Jan van Aken alweer jaren geleden beurde voor dit ‘project’.
Ze zijn heel blij met hem bij uitgeverij Querido, want het is alweer eventjes geleden dat ze daar een bestseller hadden. En die kritieken liegen er ook niet om. Ook dat is hij eerder gewend geweest, ze hebben hem zelfs ooit ‘de Nederlandse Umberto Eco’ genoemd. Ja, leuk, tot hij eens bij een etentje mocht aanzitten met de Italiaanse grootmeester. Samen met Michaël Zeeman, ook al weer lang niet meer onder ons. De boomlange Jan voelde zich niet op zijn gemak bij die torenhoge ego’s.
Eigenlijk is hij chronisch moe. Misschien komt dat wel door de rusteloze jaren in zijn jeugd, toen hij stevig in de weer was met harddrugs.
Dat gedoe met sterren bij recensies vindt hij overigens belachelijk, maar het is wel erg lékker om er vijf te krijgen. Zelfs de recensenten die naar zijn idee weinig van De ommegang begrepen hebben, doordat ze kennelijk geringe historische kennis hebben, zijn positief. Nee, geen klagen, al overwoog hij Kees ’t Hart een brief te schrijven vanwege diens ‘wonderlijke’ recensie in De Groene. Kees’ kennis van historisch Italië en van de gebeurtenissen in Konstanz even bijspijkeren, want dat is hard nodig, zo bleek. En natuurlijk heeft hij na De afvallige vijf jaar op zich laten wachten met een nieuw boek, omdat hij aan verschillende boeken tegelijk werkt, en ook omdat hij veel aan zijn hoofd heeft en zo ongeveer om het uur wakker wordt tijdens de nachtelijke uren voorbehouden aan de slaap der rechtvaardigen. Eigenlijk is hij chronisch moe. Misschien komt dat wel door de rusteloze jaren in zijn jeugd, toen hij stevig in de weer was met harddrugs. Af en toe deed hij toen een hazenslaapje aan een cafétafel, om daarna nog dieper de stad in te gaan. Nu lijkt hij de prijs te betalen.
Macht, genotzucht en aards slijk
Vijf jaar, ja. Hij werkte aan het tweede deel van De valse dageraad, dat al tien jaar in de steigers stond, toen zijn uitgeefster vroeg of hij geen projecten had liggen die minder tijd zouden vergen. Hij legde haar een idee voor dat hij ook in 2001 al eens had voorgesteld, maar dat al die jaren was blijven liggen. Een novelle had het moeten worden; Van Aken wilde het achter de hand houden voor het geval hij eens een Boekenweekgeschenk moest schrijven of iets dergelijks. Geweldig, zei zijn uitgeefster, gewéldig.
Kort daarop kreeg hij een contract en een voorschot en De ommegang werd daarmee een van de vele projecten die hij zou volvoeren voor Querido. Oké, deze zevende roman van zijn hand werd iets langer, ruim zeshonderd pagina’s, maar er viel nogal wat te vertellen, en… dan heb je ook wat.
De titel verwijst naar het geheugensysteem van de hoofdpersoon, de vijftiende-eeuwse heelmeester en architect Isidoor van Rillington, een vondeling die opgevoed is in een Engels klooster. Van Akens roman verhaalt van de dagelijkse wandelingen langs de denkbeeldige bouwwerken van Isidoors geheugen, waarin hij een plek gegeven heeft aan alle boeken die hij heeft gelezen en alle door hem vergaarde kennis.
Tegelijkertijd is de roman ook het verhaal van de fysieke reis die Isidoor onderneemt. Zijn droom – onvergankelijke bouwwerken te scheppen – voert hem steeds verder, naar de rand van de wereld, richting China – en terug.
Als de roman begint voegt Isidorus zich bij een vader en een dochter die op weg zijn naar Konstanz, de stad waar een kerkelijk concilie een eind moet maken aan de onbeheersbare situatie dat er niet één paus, maar drie pausen zijn, tegelijkertijd. Alle drie zeggen ze de enige, directe vertegenwoordiger van God op aarde te zijn. Dat zijn de bouwstenen van De ommegang, het eigenlijke verhaal is de teloorgang van de cerebrale Isidoor in een al te prozaïsche wereld die zich niks gelegen laat liggen aan boekenkennis. Macht, genotzucht en aards slijk, daar ging het toen ook al om, in het onverbeterlijke ondermaanse.
Levend verbrand
Het ding was dus niet alleen af, maar ook de wereld in en de wereld zat blijkbaar te wachten op De ommegang. En toch broeide het, bij Jan van Aken. Hij wilde terug naar het decor van zijn roman, het gedane werk controleren op fouten.
Zijn documentatieperiode voor De ommegang vond bovendien alweer een tijd geleden plaats. In de herfst van 2016 reisde hij naar de Bodensee om de stad waar zijn verhaal zich afspeelt in zich op te nemen en plaatselijk onderzoek te doen. Jan van Aken verbleef daarvoor in Konstanz en Meersburg, hij logeerde daar in een hotel, bezocht de boekhandel en de historische bezienswaardigheden, schoot menig foto.
Vooral de Munster van Konstanz of Onze-Lieve-Vrouwemunster, de voormalige bisschopskerk waar in de annalen in 780 na Christus voor het eerst gewag van wordt gemaakt, had zijn warme belangstelling. Waarom? Omdat tijdens het concilie van Konstanz (1414-1418) de kerk de plaats was waar de zittingen plaatsvonden. Hier werd op een julidag in 1416 de Tsjechische hervormer Johannes Hus tot de dood veroordeeld. Dezelfde dag werd hij levend verbrand.
Hoe zou zijn werk der verbeelding De ommegang zich nu verhouden tot de werkelijkheid waarop die is geënt, dát wilde hij weleens weten
Deze kerk speelt een belangrijke rol in De ommegang en in de woorden van Jan van Aken ‘moet dat dan wel een beetje kloppen’. Natuurlijk staat hij zich tijdens het schrijven dichterlijke vrijheden toe en ook beaamt hij de woorden die zijn bewonderde collega Thomas Rosenboom sprak, geconfronteerd met klachten over anachronismen en afwijkingen van de historische realiteit: dat zijn roman een eigen werkelijkheid vormt. Maar over research denkt Jan van Aken niet licht, ook al heeft hij geen van die vele in Konstanz geschoten foto’s later nog bekeken. Hij vertrouwde op zijn geheugen, dat net als dat van Isidoor een groot bouwwerk is met vele torens, etages, kamers, kelders en zelfs onderaardse gangen.
Maar hoe zou zijn werk der verbeelding De ommegang zich nu verhouden tot de werkelijkheid waarop die is geënt, dát wilde hij weleens weten. Een plan was geboren. Konstanz diende opnieuw bezocht te worden, ditmaal met de dominante blik van de vijftiende-eeuwer Isidoor. Jan van Aken vertelde mij daarover na afloop van een openbaar interview over De ommegang dat ik hem eerder dit jaar afnam in een boekhandel in Den Haag. Dat hele stuk naar Konstanz alleen rijden, daar zag hij wel een beetje tegenop. Dan gaat de interviewer toch mee, stelde ik voor en daarmee was die Reise zurück een feit. Want als een idee geboren is bij deze schrijver, is het alleen wachten op het moment van uitvoering – zie zijn unieke oeuvre. Zo snel mogelijk moesten we op pad, maar dan wel na Pasen, want vanaf die datum tot eind oktober is het platform op de toren van de Onze-Lieve-Vrouwemunster open voor publiek. En vanaf daar kijk je over zijn roman uit, wist Jan van Aken.
Honderd dode vliegen
Jan van Aken woont met zijn gezin in Badhoevedorp, maar om te kunnen schrijven trekt hij zich terug in een atelier in het kunstenaarsdorp Ruigoord. En hij is een ochtendmens, dus de ochtend dient voor het scheppen benut te worden. Na die noeste uren volgt een siësta, opdat hij de rest van de dag kan doorkomen.
Stipt om drie uur op de afgesproken zaterdagmiddag kom ik voorrijden in Ruigoord om hem op te halen voor de reis naar Konstanz. Ik tref Jan van Aken met enkele medebewoners, de schrijvers Gerben Hellinga en Hans Plomp. Jan van Aken maakt deel uit van de Commissie Groen van Ruigoord en ook tijdens zijn afwezigheid gedurende de drie dagen die de uitstap naar Konstanz zal beslaan, dient het ecologische werk voortgezet.
Tot de verderfelijke Chinese communistische praktijk behoorde in de jaren vijftig en zestig ook het uitroeien van insecten en vogels.
Het komt erop neer dat de Commissie Groen ervoor zorgt dat er meer bomen geplant worden in Ruigoord. Tevens beijvert Van Aken zich voor de terugkeer van bijen en vlinders door aanplant op zijn eigen perceel. Hij vertelt over zijn waarnemingen op het platteland van China, dat hij enkele jaren eerder bezocht, ter voorbereiding van het deel van De ommegang dat daar speelt. Tot de verderfelijke Chinese communistische praktijk behoorde in de jaren vijftig en zestig ook het uitroeien van insecten en vogels. Schoolkinderen werden geacht honderd dode vliegen mee te nemen per dag. Haalde je dat aantal niet, dan volgde er straf. Met als gevolg dat er geen vliegen, bijen en mussen meer waren in het door de schrijver bezochte deel van China. Uitgestorven. Hij zag er hoe marktkooplui vroeg in de ochtend grote stukken vlees op straat uitstalden. Dat vlees lag dan in de middag nog in de volle zon. Maar de vliegen bleven uit. Hij was geschokt.
Bij terugkeer in Nederland ging hij zich nog meer inzetten om de insectenpopulatie te ondersteunen. Maar niet alle dieren zijn welkom. Hij wijst naar overvloedige struikenaanplant in zijn groene tuin en de takkenwal waar zich vorig jaar op zijn minst één marter heeft gevestigd. Als hij erin slaagt om meer marters aan te trekken, kan hij misschien ophouden met het uitzetten van rattenvallen; die knaagdieren vormen een ware plaag in Ruigoord.
De rattenval
Bij Jan van Aken leidt het ene verhaal tot het andere, even boeiend. Een vriendin, die in zijn schrijfhuisje sliep, werd onlangs midden in de nacht wakker van een ijzingwekkend gegil. Was het een kind? Nee, een rat, die in de val zat. Ze durfde zelf niet te kijken, dus Jan van Aken ging die ochtend op zoek naar de rattenval. Er zat een voorpootje in van het getroffen beest. Afgebeten misschien. Of eraf gedraaid, ook dat kan. En daarna een wisse dood tegemoet, zegt hij, opgegeten door zijn soortgenoten. We moeten ons geen illusies maken over de natuur, zegt Jan van Aken. Hij kijkt er niet vrolijk bij.
Zeven uur en drie minuten rijden, zegt de telefoon. Al kan dat misschien wat langer duren, want Jan van Aken kondigt aan niet harder dan honderd kilometer per uur te rijden. Vanwege het milieu.
De schrijver komt met een kartonnen doos naar de auto toelopen. Met fruit en crackers. Hij beoogt zich ook buitenshuis te houden aan een dieet tegen zijn hoge cholesterol dat hem vele kilo’s lichter maakte en meer energie geeft. ’s Ochtends yoghurt met bessen en een schep pompoenpitten, dat laatste tegen of juist voor de prostaat, ’t is hoe je dat bekijkt. In de middag eet hij warm, zoals de boerenstand vroeger, die er kijk op had. De avond komt hij door met wat fruit.
We hebben van Ruigoord naar Konstanz 781 kilometer voor de boeg. Zeven uur en drie minuten rijden, zegt de telefoon. Al kan dat misschien wat langer duren, want Jan van Aken kondigt aan niet harder dan honderd kilometer per uur te rijden. Vanwege het milieu.
Griekse huurlingen
Het wordt een geanimeerde rit. Eerder al, tijdens dat openbare interview in Den Haag, had Jan van Aken zich verbaasd over het gebrek aan verbeeldingskracht van zoveel collega’s van hem. Zo moeilijk is het toch niet om iets te verzinnen? Hij leest boeken, liefst non-fictie over voorbije tijden en komt dan iets op het spoor.
Taal en etymologie zijn ook zulke inspiratiebronnen. Hoe hij erop kwam, weet ik niet meer, maar plotseling gaat het over de oorsprong van het woord ‘piramide’, in het oude Egypte door Griekse huurlingen in de zevende eeuw voor Christus. ‘Die Griekse soldaten maken cakejes van tarwe en honing, ze kneden ze in de vorm van een driehoek en ze bakken ze in het vuur. Het zou dan van pyros komen, tarwe, hoewel ook “pyr” wel is gesuggereerd, wat vuur betekent. In Egypte zagen ze grote broodjes: “Kijk eens, onze vuurbroodjes!” Ons woord voor piramide is dus te danken aan een stel Griekse boeren die die gebouwen relateerden aan hun broodjes.’
‘De Papoea’s noemden de eerste blanken die ze zagen lange varkens. Omdat we eetbare wezens waren die rechtop liepen, zo bleek als varkens.’
Daarna neemt het associatief vermogen van Jan van Aken een vlucht: ‘Net zoals ons woord Ethiopië “roetgezichten” betekent. In plaats van die racistische term kun je beter Abessinië zeggen. Maar zoiets werkt altijd twee kanten op. De Papoea’s noemden de eerste blanken die ze zagen lange varkens. Omdat we eetbare wezens waren die rechtop liepen, zo bleek als varkens. Het waren kannibalen. Je hoort ook altijd die onzin dat natuurvolken zo respectvol omgingen met de natuur. In het werk van Yuval Noah Harari kun je lezen dat Papoea’s varkens de neus afsneden en de ogen uitstaken, zodat ze niet konden weglopen. Die dieren konden alleen maar eten in den blinde, ze konden niet meer op hun reuk af, geen tastzin, niets meer. En de vroege bewoners van Amerika hebben vrijwel alle grote landdieren afgeslacht, zoals de reuzenluiaard, die zo groot was als een auto.’
De jaren tachtig als historisch project
Het blijft niet bij deze verhalen. De ene na de andere roman die nog geschreven moet worden, vertelt Van Aken na. Hij krijgt voortdurend ideeën voor boeken en dat is riskant, want hij steekt al te vaak veel tijd in plannen die hij nooit zal uitvoeren. Maar toch. Waarom zou je je als schrijver tot één genre beperken? Waarom zou hij, Jan van Aken, gelauwerd schrijver van historische romans, zich niet eens aan een thriller mogen wagen? Hij leest ze tenslotte graag. ‘Ik heb ooit een uitgebreide plot geschreven voor een thriller die zich afspeelt op een van de Canarische eilanden. Die wilde ik dan eventueel onder pseudoniem schrijven. Maar weet je wat mijn probleem is met thrillers? Niet het genre. Maar als ik iets schrijf dat buiten mijn niche valt, zoals ik dat eerder heb meegemaakt met mijn eigentijdse roman Het fluwelen labyrint, dan gooi ik mijn eigen glazen in.’
‘Op de uitgeverij waarschuwen ze mij daar ook voor. Als ik met een boek kom dat niet in mijn straatje past, zeggen alle boekhandels: o jammer, we willen een historische roman. En dan kopen ze het niet of nauwelijks in. Bij je volgende boek kijken ze vervolgens hoe je laatste boek het heeft gedaan en als dat niet of nauwelijks is ingekocht en dus slecht verkocht, wordt het weer niet ingekocht. Na Het fluwelen labyrint gebeurde dat. De ontvangst was nogal wisselend. Wat veel mensen niet begrepen, was dat ik hier juist de jaren tachtig als historisch project benaderde, als een archeologische reconstructie van een personage. Mijn daaropvolgende historische roman Koning voor een dag oogstte mooie recensies, maar werd toch slecht verkocht. Ik vind het vervelend dat ik met dit soort overwegingen bezig moet zijn, maar ik kan het mij niet veroorloven daar maling aan te hebben. Ik wil dolgraag een verhalenbundel maken, maar dat genre verkoopt per definitie slecht en dan kom ik met mijn volgende boek ook nog eens in de penarie. Het lijkt mij fantastisch om als thrillerschrijver van alles uit te proberen, me vrijheden toe te staan die ik niet neem als fictieschrijver, om kortom even niet Jan van Aken te zijn. Misschien komt dat nog wel een keer.’
Kauwtabak
We hebben Rastplatz Hunsrück West bereikt, diep in Duitsland. De tank moet vol en de inwendige mens dient gesterkt. De Teutoonse culinaire verleiding is hier nog rudimentair, maar al uiterst effectief voor uitgehongerde reizigers. Er zijn schnitzels, er zijn braadworsten, er is Eisbein mit Schinken. Jan van Aken beheerst zich en kiest rijst met groente en reepjes bleke kip. Tijdens de bereidingsduur daarvan rept hij zich naar een andere kassa, waar rookwaar wordt verhandeld. Hij is op zoek naar kauwtabak. Geen pruimtabak, maar kauwtabak die hij heeft leren kennen in Zweden, waar hij eerder een schrijfhuis betrok. Het punt is, zegt hij tegen de hulpeloos kijkende kassière, dat kauwtabak in Duitsland illegaal is, maar aangezien Zwitserland al redelijk nabij is, verkoopt u het misschien ook? De vrouw schudt begripvol van nee.
‘De eerste Johannes XXIII was een liederlijke figuur, die driehonderd nonnen onteerd heeft. Daar heb ik wel sympathie voor.’
Nu ligt Konstanz, waar we die nacht om drie uur zullen arriveren, eigenlijk al half in Zwitserland. Dus de kauwtabakschaarste kan de volgende ochtend vrij eenvoudig verholpen worden, suggereer ik. Jan van Aken vraagt zich af of dat wel zo’n goed idee is. Hij blijkt zijn paspoort in Badhoevedorp te hebben laten liggen, maar gelukkig heeft zijn vrouw Ineke hem vlak voor het vertrek nog wel een foto van dat identiteitsdocument gemaild. Misschien zal dat teken van goede wil de Zwitserse douane vermurwen.
Schuimende dranklokalen
De volgende ochtend wacht ons een zwaar programma. Dit wordt de dag dat gewogen zal worden hoe de werkelijkheid van Konstanz zich voegt naar die in De ommegang. Wat dat betreft viel de heenreis bar tegen. Op de Autobahn doet niets denken aan de lange, landelijke reis van Isidoor naar dezelfde bestemming, en Rastplatz Hunsrück West verbleekt naast de schuimende dranklokalen met ‘deernen’ in Jan van Akens roman. Maar vandaag hebben we nieuwe kansen. Eerst met de pont naar Meersburg, daarna naar de bisschoppelijke kathedraal in Konstanz en de vroegere werf – belangrijke locaties in De ommegang.
De vraag nu, bij het ontbijt – yoghurt met bessen en pompoenpitten – is: gaan we met de roman in de hand naar de pont lopen en trekken we vanaf de overkant te voet Meersburg in? De mensen uit die verzonken tijd bekommerden zich niet om een dagtocht te voet meer of minder. Maar het is bar koud en als je toch een auto tot je beschikking hebt… Voor het vertrek doet Jan van Aken bij de ontvangstbalie nog even zijn beklag over de gebrekkige Wifi-ontvangst in het hotel. Zat hij net in zijn Netflix-serie voor het slapen gaan, werd hij eruit gezwiept vanwege een wegvallend signaal. Meneer, zegt de hotelmanager getroffen, dit is Duitsland, we lopen hier vijftig jaar achter.
Middeleeuws riool
Een kwartier later trotseert de schrijver in een stoere jopper de gure wind op de voorplecht van de pont naar Meersburg. Een meter verderop zit een jongetje gehuld in een hoodie, met een boek in de handen. Hij leest. Jan van Aken maakt daar een foto van. ‘Dit zie je nooit meer,’ zegt hij, ‘het lezende kind.’
Met wat geestkracht tegenover de feiten is dat lezende kind te zien als een goed teken: ook Isidoor verslond boeken, de inhoud daarvan sloeg hij op in zijn geheugenpaleis. We zijn met wat goede wil al in het land van De ommegang, waar we ons zes eeuwen terug kunnen wanen.
Die hoop wordt maar al te zeer bewaarheid op een nabije parkeerplaats, waar we de auto willen stallen. Je moet daar namelijk muntjes in een parkeerautomaat doen. En die hebben we niet, muntjes. Wel plastic, maar daarmee begin je hier niks. Een omstander weet raad. Bovenop de berg is een parkeerplaats waar je met een kaart kunt betalen. Weer in die auto. En ja, daar lonkt een automaat met daarboven dat bekende bord met de twee letters, de blauwe hoofdletter E en de rode C – electronic cash.
Geen veelbelovend begin, maar na de afdaling kun je je eeuwen terug wanen, als je afziet van de metershoge borden waarop alvast reclame wordt gemaakt voor een optreden van de ooit wereldberoemde band Simple Minds op 1 augustus 2018 aanstaande, op de Meersburg Schlossplatz. Jan van Aken maakt een foto van een soort loopbrug die twee huizen inpandig verbindt, een integraal onderdeel dat op neerstorten lijkt te staan. ‘In Konstanz mocht dat, na een grote stadsbrand in de dertiende eeuw, niet meer gebouwd worden,’ merkt hij monter op. Het zicht, weliswaar vanachter glas, op een stuk bewaard gebleven middeleeuws riool, doet hem eveneens opklaren.
Ook in een plaatselijke sigarenzaak blijkt de illegale kauwtabak niet voorhanden, maar dat mag de stemming niet drukken. Meersburg heeft de test glansrijk doorstaan: je loopt er in het decor van De ommegang. Je hoeft de dagjesmensen dan alleen even voor je innerlijk oog te vervangen door hordes genietende geestelijken. Jan van Aken vertelt dat hij zijn roman eigenlijk Konstanz ’14 – ’18 had willen noemen, met een knipoog naar de jaartallen van de Eerste Wereldoorlog, maar dan eeuwen eerder. Bij Querido staken ze daar een stokje voor, niemand zou dat begrijpen. ‘Vier jaar duurde dat concilie,’ zegt hij, ‘koning Sigismund van Hongarije, de latere keizer van het Heilige Roomse Rijk, moest het pausenprobleem oplossen, en zo de christelijke wereld van de ondergang verlossen en de eenheid van Europa bewaren. Het was een tijd van ketterijen en religieus fanatisme. Toen speelde dat dus al. Inderdaad, er zijn voor de goede verstaander parallellen met onze huidige wereld. Er is toen besloten dat het concilie belangrijker was dan de paus. Dat is een waterscheiding geweest in de christelijke wereld. Om zijn missie te doen slagen, moest Sigismund bij de pausen langs, en af en toe naar Spanje met een delegatie. Je kon je niet behelpen met mails, nee, je moest reizen. Intussen hadden die geestelijken geen reet te doen, dus gingen ze gezellig wandelen en picknicken. Een lustig vertier, met bier- en wijnstalletjes. Een paar Italiaanse jongens liepen met een handkar met een oven, waarop ze lekkere pasteitjes maakten.’
‘Dat is lieflijk, maar de achtergrond was grimmiger. Het was een noodsituatie toen: een schisma in de kerk door de drie pausen. Hoe ernstig dat binnen de kerk bevonden is, blijkt onder meer uit het feit dat er pas in de twintigste eeuw, in 1958 om precies te zijn, een paus kwam die Johannes XXIII werd genoemd. Daarmee liet de kerk zien dat ze de eerdere paus Johannes XXIII niet als paus beschouwde, maar als een tegenpaus, een nepperd. Anders hadden ze in 1958 de nieuwe Paus wel Johannes XXIV genoemd. Ik begrijp die ernst wel, want de eerste Johannes XXIII was een liederlijke figuur, die, zo werd destijds verteld, driehonderd nonnen onteerd heeft.’
Grinnikend: ‘Daar heb ik wel sympathie voor.’
Vervallen schilderingen
Het is diep in de middag, de siësta van Jan van Aken is erbij ingeschoten, maar het uur u naakt. We hebben de kerk betreden die zo belangrijk is in De ommegang: Münster Unserer lieben Frau zu Konstanz.
De schrijver kijkt met nieuwe ogen naar het gebouw dat hij in zijn roman verbeeld heeft en zegt: ‘Ik merk nu al dat ik het een en ander van deze kerk heb weggedacht. Ik heb ook kerken in Toulouse en Poitiers bezocht, en haal ze een beetje door elkaar. Maar waar gaat het om? Neem dat fresco daar. Dat verkeert niet in de beste staat. Ik heb vroeger discussies bijgewoond in Griekenland, waar veel mensen vinden dat die vervallen schilderingen moeten worden overgeschilderd, zoals ook in India tempels overgekalkt worden met verf uit de bouwmarkt – die schilderingen zijn dus voor eeuwig verloren. Want, zo luidt de redenering, het gaat niet om de artistieke waarde maar om de symbolische waarde voor God en dat getuigt van een heel ander perspectief.’
Vikingschip
De trap moet nu beklommen worden. In totaal 1250 stappen. Jan van Aken koopt de kaartjes: ‘Zweimal zum Turm.’ Ik weet niet of ik dit wel moet doen, zegt hij puffend na zes treden. Maar hij zet door en loopt steeds sneller, met verende tred. Als een gazelle, grapt hij. Hij wijst op de afbeelding van Maria met kind op een van de klokken die we passeren. Juist dan gaan de klokken beieren.
Dan is het moment daar dat we vanaf het platform van het uitzicht kunnen genieten. We zijn er, in De ommegang. Vanaf hier kijken we recht in de vijftiende eeuw. Missie geslaagd. Daar ongeveer, wijst hij, moet de verbranding van Johannes Hus hebben plaatsgevonden. Gevangengenomen door paus Johannes XXIII en verraden door koning Sigismund, een van de vele schandvlekken in de geschiedenis van het katholicisme. En daar, in de kruittoren, waren de Joden van de stad opgesloten. ‘De kosten van het concilie waren hoog, en er moest betaald worden, dus was de gedachte: ach, laat de Joden dat doen, die hebben geld. Pas als de kosten van het concilie betaald waren door andere Joden, mochten ze de toren uit. Die truc haalden ze vaker uit met Joden.’
Opgetogen zwenkt zijn blik naar een Vikingschip dat de haven binnen koerst: ‘Zo’n schip kan alleen voor de wind varen. Dan zaten ze een maand te wachten voor de gunstige wind kwam…’ En daar, gebaart hij. Zie je het? Hij wijst naar het standbeeld voor Imperia. Dáár moeten we nu naar toe. Snel, snél.
Hordes lichtekooien
Voor we op de voormalige werf van Konstanz het standbeeld van Imperia hebben bereikt, wil Jan van Aken ten behoeve van zijn website-in-aanbouw nog even poseren voor een van de vele ‘gekandelaberde platanen’, waar hij al diverse malen enthousiast over heeft gesproken. Vanaf die boom gesticuleert hij naar een wit huis, waar ruim zeshonderd jaar geleden, om precies te zijn op 11 november 1417, de nieuwe paus Martin V gekozen werd. Habemus Papam! Een gegeven dat naadloos strookt met zijn roman. Daarna, de draf is er weer ingezet, maakt hij even halt voor het icarische standbeeld voor Graaf Zeppelin, tevens een gewaardeerde zoon van de goede stad Konstanz. Hij ontbreekt in De ommegang, want je moet je beperken, al met al.
En dan zijn we er. Bij het beeld van Imperia, die in haar ene hand een paus en in haar andere een keizer vasthoudt. Eerder was ze al literair vereeuwigd door Honoré de Balzac in zijn verhaal over het Concilie van Konstanz, waar hordes lichtekooien op afkwamen vanwege de vele hitsige geestelijken. Na Balzac inspireerde de roemruchte beeldhouwer Peter Lenk en het meest recent dus Jan van Aken in De ommegang. De moderne tijd weet wat, dus het wordt tijd voor een vlog, besluiten we. Jan van Aken zet daartoe zijn bril af, kijkt in de lens en zegt: ‘We zien hier een beeld van Peter Lenk uit 1993 en dat is zo’n beetje symbool geworden van Konstanz, een prostituee die in één hand een paus en in de andere een keizer weegt. Deze machtige vrouw is de godin van Konstanz, inmiddels volledig aanvaard en gekoesterd door het Konstanzse volk.’ Die afsluitende bijzin spreekt hij ironisch uit, met een laatste blik op het libertijnse kunstwerk dat organisch thuishoort in zijn vrijmoedige, literaire oeuvre.
Bekaf is hij daarna. Het overslaan van het middagslaapje en de beklimming van de toren hebben er flink ingehakt. Hij stelt voor om het hier vandaag bij te laten. Maar nog één voornemen rest. Zouden we morgen misschien even de grens over kunnen voor die illegale kauwtabak?
De volgende ochtend bereiken we de grens met Zwitserland, die een straat verder ligt van het hotel. We zijn klaar voor de terugreis, met 781 kilometer voor de boeg. De kartonnen doos met fruitschillen, bestemd voor Jan van Akens composthoop, staat op de achterbank zoet te walmen. Nu alleen die kauwtabak nog. Maar dat blijkt buiten de Zwitserse douane gerekend. Ze voeren strenge controles uit. Bestuurders moeten uitstappen, papieren worden gecontroleerd, er wordt in auto’s geschenen. ‘Dat is natuurlijk mooi voor je reportage,’ merkt de bestuurder naast mij op, ‘de schrijver Jan van Aken in handboeien afgevoerd naar zo’n cachot als waar Isidoor in belandde.’ We kunnen nú nog omdraaien, opper ik, niet te hard rijden, want dat wekt wantrouwen.
Jan van Aken twijfelt. En geeft dan gas.
Je reactie wordt geplaatst zodra deze is goedgekeurd. Je reactie is geplaatst.