Het grote statige huis wordt omringd door een daarbij passende tuin. Hij opent de deur, gaat voor mij uit de brede gang door, de trap op, naar een kamer waarvan hij zegt: ‘Die heb ik gehuurd. Hier woon ik.’ Hoge ramen met daarachter kruinen van bomen. Foto van Bhagwan aan de muur bij het smalle bed. ‘Wat hier staat heb ik gehouden,’ zegt hij ‘de rest, ook mijn boeken zijn verkocht.’

Eén zwart leren fauteuil (‘maakte deel uit van een bankstel’) paar eenvoudige stoelen, tafel, kast. De ribfluwelen broek en trui zijn niet oranje maar bloedrood. Lichte ogen, sterk wisselend van blik; fel maar ook opeens verward of uiterst afstandelijk.

Zeven jaar geleden zei je op mijn verzoek om een interview: ‘Nooit.’ Je legde de hoorn op de haak.
‘Ik was bang door de mand te vallen. Nu denk ik: Er is geen mand.’ Toen was ik er slecht aan toe. Onzeker, gefrustreerd.’ Beroemde auteur van de bestseller Wie is van hout. ‘Zoals je moet weten was de grote motor van dat boek mijn...