Voor een columnist als hij zijn het gouden tijden. Maar Jan Blokker ziet ook de tegenkant: ‘De raarste mensen dienen zich aan als columnist.’ Hij ergert zich groen en geel aan de ‘kletsmeierij’, de ‘incest’ en het Grote Moreel Gelijk. Hoe moet het dan wel? Blokker over zijn gulden regels: een columnist moet ‘ontzettend aardig kunnen schrijven’ en hij moet er altijd zíjn. ‘Met eeuwigheidswaarde heeft het niks te maken.’

Ja, hoor, het gaat góéd met hem. Dank u. Soms droomt hij er zelfs over. ‘Dan loop ik het perron van de metro op, terwijl de trein er al aankomt. Ik trek een reusachtige sprint… en ik háál ’m.’ Waar die droom dan voor staat? ‘Nou, ja, dat ik er nog bén, dat ik nog méédoe.’ Maar laten we nou alsjeblieft niet meteen gaan ‘spichologiseren’. Daar heeft hij echt de pest aan. ‘Ik heb weinig preoccupatie met “Jan Blokker—. Dat kan mij erg weinig schelen.’

Hij onderging vorig jaar een zware operatie aan kanker. Maar...