Schrijver en criticus

Ik kom uit een volstrekt boekloos arbeidersmilieu. Een omgeving zonder enig geheugen. Vandaag is vandaag, waar heb je gisteren dan nog voor nodig? We waren met zijn achten, als ik wilde lezen, ging ik onder de eettafel zitten. Toen ik op mijn dertiende goddank naar een internaat verhuisde, schijn ik op de kist met mijn schamele bezittingen te hebben gewezen met de woorden: weet je wat daar in zit? Daar zit een roman in. In moeilijke omstandigheden, begreep ik uit de kampliteratuur, zijn sommige mensen in staat zich af te splitsen, naar zichzelf te kijken en zich af te vragen: wat zal ik er ooit over vertellen? Zo slagen ze erin te overleven.

Het kiezen van een schrijversnaam, op mijn achttiende, was even essentieel als het publiceren zelf. Het was een gebaar: dit ben ík, ik heb mezelf gemaakt. Mijn oude identiteit speelde geen rol meer. Ik heb mijzelf als Vogelaar gemachtigd, de Postbank had daar indertijd het toepasselijke tussenvoegsel ‘zns’ voor: zich...