Harry Vaandrager, achterneef van de roemruchte Cornelis Bastiaan, debuteerde in 1978 met de bundel Langs toendra’s. Sindsdien werd niets meer van hem vernomen, tot hij onlangs weer opdook met Wat telt is van niets gemaakt. Een nieuw debuut, aldus de uitgever. Zo te zien is Vaandrager al die tijd in zijn hart dichter gebleven; een vermoeide, weggezakte verschijning, met een peuk in zijn hand, zo liet hij zich voor de bundel fotograferen.

Ook de gedichten zelf hebben het nodige van de vroegere maudit, met hun mix van bevlogenheid en walging. Weinig erin doet denken aan de kekke levensvreugde van het tegenwoordige postmodernisme, waarin alles kan. Hier nog het aloude smoezelige verlangen, de oerdrift, het nachtelijk bestaan. ‘Met de nachtbus in de file der helazen’, zo begint een van Vaandragers gedichten, en dan gaat het verder in dezelfde trant:

Ik moet mee tot het eindpunt, / daar wacht mijn lief vergeefs. // Ik kerf met mijn stiletto / een haiku in een damesdij. // Weinig letters...