Soul Bellow, noemde Martin Amis hem nu en dan in zijn memoires Experience (2000). Met o-u. Amis wilde ermee benadrukken dat voor hem Saul Bellow een Mensch was, iemand met een groot hart, een ‘wijde’ ziel, groot geweten en een verbluffend rijk uitgerust brein. Bellow liet, aldus Amis, die ziel uitvloeien in al zijn romans, novellen en verhalen. Aan zijn brein ontsproot een zwerm aan – soms wilde – ideeën die neerdaalde in een oeuvre dat, hoewel tot aan de rand gevuld met die ideeën, nergens een cerebrale indruk maakt.

Goed gezien door Amis. Saul Bellow (1915-2005) deed met elke roman een gooi naar het allerhoogste, maar veronachtzaamde tegelijkertijd nooit de alledaagse morsigheid. Middenin een kakofonie van straatrumoer, door Bellow subliem in taal gevat, zoeken zijn hoofdpersonen met vallen en opstaan naar het Goede, het Ware en het Schone. Onvindbaar, natuurlijk. Maar Bellow gaf nooit op. Zo iemand huldig je door zijn ziel zijn naam in te smokkelen, moet Amis hebben...