Het tankstation is geen bestemming, maar een soort limbo op aarde. Behalve dan in Gloucester, waar je lekker handgedraaide worstjes kunt eten in een hipstertankstation.

Tankstations hebben iets fascinerends. Vooral die grote langs de snelweg, waar ze douches hebben voor doorgezeten vrachtwagenchauffeurs en waar je voor te veel geld stoffige souvenirtjes en reisgidsen kunt kopen, die daar liggen als vage herinneringen aan hoe mooi het leven buiten het tankstation kan zijn. De grond is er plakkerig, de wc’s meestal smerig en er is altijd ergens een kind aan het huilen. Het zijn vreemde, naar urine en benzine ruikende plekken, die min of meer gedefinieerd worden door het feit dat iedereen er wel eens komt, maar niemand er echt wil zijn.

En toch, ondanks die zielloze, tl-verlichte lelijkheid, kunnen we ons aangetrokken voelen tot het tankstation. Zoals Alain de Botton schreef in The Art of Travel:

(…) because we implicitly feel that these isolated places offer us a...