Gisteren werd Salima Belhaj benoemd tot Kamerlid voor D66, als opvolger van de vertrokken Wassila Hachchi. In 2007, toen ze nog raadslid was in Rotterdam, sprak Vrij Nederland haar. Ze zei toen het volgende:

Ik was heel blij dat Eshan Jami een comité voor ex-moslims oprichtte. Afstand nemen van je geloof is voor veel mensen zo’n grote worsteling. Het speelt zich allemaal in het verborgene af. Er zijn veel Marokkanen die een glaasje wijn drinken, een sigaretje roken, een Nederlandse partner hebben, maar die dat niet hardop durven zeggen. Er zijn al duizenden meisjes die van huis weggelopen zijn, die de islam hebben afgezworen. Maar iedereen houdt zijn mond dicht. Vreselijk. Iemand uit mijn naaste omgeving wilde met een Nederlands meisje trouwen, maar raakte vertwijfeld door de druk die op hem kwam te liggen dat niet te doen. Hij werd zo wanhopig dat hij zelfmoord pleegde.

Ik heb Eshan Jami meteen persoonlijk succes gewenst. Ik hoopte en verwachtte dat hij een pamflet zou schrijven met als titel “Ik kies ervoor om niet te geloven”. Maar in de afgelopen weken dacht ik: Eshan, wat doe je nu! Hij nam het niet op voor de niet-gelovigen, hij gaf alleen maar af op de mensen die wél geloven.

Toen ik ook nog las dat zijn vader atheïst is en zijn moeder christelijk, schrok ik. Als hij dat bij de lancering van zijn comité had gezegd, was het niet zo’n punt geweest, maar nu verkeerde iedereen toch in de veronderstelling dat hij zich als ex-moslim presenteerde omdat hij zelf onderdrukt was. Hij had beter kunnen zeggen: ik doe dit vanwege mijn ouders, zij zijn gevlucht uit Iran en ze weten wat het is om onderdrukt te zijn, om onder een islamitisch regime te leven.

Nadat ik begreep dat Jami niet zo gelovig is opgegroeid, werd me duidelijk waarom hij zo onzeker overkomt, en snapte ik waarom er uit zijn handen nog geen inhoudelijk programma is gekomen. De PvdA reageerde niet echt dapper op zijn initiatief. Ze hadden meteen moeten zeggen: wij steunen iemand die van zijn geloof afvalt en over zijn stijl hebben we geen commentaar.

Modern gezin

Ik ben in Harderwijk geboren, als derde van drie meisjes, na mij kwam er nog een broertje. Mijn vader vestigde zich in de jaren zeventig als gastarbeider in Harderwijk, mijn moeder woonde met haar ouders in Duitsland voor ze met mijn vader trouwde. Later kwamen er nog vijf broers van mijn vader, ze zijn hier allemaal gebleven. Wij waren een modern gezin, mijn vader werkte eerst in een kippenslachterij, maar later ging hij naar de sociale academie en werd maatschappelijk werker. Tijdens zijn studie ging hij met hippie-achtige mensen om en die kwamen ook bij ons thuis.

Soms was hij heel streng, dan mochten mijn zussen en ik van de ene dag op de andere niets meer. Niet sporten, niet naar de stad.

Mijn moeder leerde fietsen en later zelfs autorijden. Mijn vader vond het prima tot er protest kwam vanuit de moskee. Dat kan toch niet, werd er gezegd, je vrouw zit op de fiets, ze draagt geen hoofddoek. Die strijd tussen traditie en moderniteit zorgde voor grote problemen tussen mijn ouders. Mijn vader maakte zich regelmatig ook zorgen over zijn dochters. Waren die niet te modern? Konden ze niet beter een tijdje naar Marokko? Soms was hij heel streng, dan mochten mijn zussen en ik van de ene dag op de andere niets meer. Niet sporten, niet naar de stad. Mijn vader kon vreselijk zijn, maar ik begrijp nu hoe moeilijk het voor hem was. De sociale druk vanuit de Marokkaanse gemeenschap was groot.

Mijn oudste zus kreeg een Nederlandse vriendje toen ze vijftien was, dat accepteerden mijn ouders niet. Ze liep van huis weg en ze is nooit meer teruggekomen. Ze leeft nu op zichzelf, we hebben soms contact. Een jaar na het vertrek van mijn zusje verliet mijn moeder mijn vader, de kinderen gingen mee. Mijn moeder hoorde bij de eerste Marokkaanse vrouwen die gingen scheiden, dat legde een enorme druk op haar. Je hoorde de omgeving bij wijze van spreken sissen: je dochters worden hoeren.

Mijn tweede zus ging op haar achttiende in Groningen studeren en datzelfde jaar besloot mijn broertje terug te gaan naar zijn vader, dus was ik alleen met mijn moeder. Ik mocht veel, maar toen ik op mijn achttiende een Nederlandse vriend kreeg, was dat een stap te ver. Ik kreeg de keuze: of de relatie uitmaken, of het huis verlaten. Ik had anderhalf jaar gelogen over die relatie en dat doe ik nooit meer. Het was afschuwelijk om voortdurend te moeten liegen. Er zijn zoveel jongeren die dat doen, die er twee levens op nahouden.

Nadat ik bij mijn vriend in Rotterdam was gaan wonen, wilden mijn ouders geen contact meer met me. Dat heeft twee jaar geduurd, een hoge prijs voor mijn vrijheid. Mijn vriend, inmiddels ex, was atheïstisch. We discussieerden veel en in het begin werd ik kwaad en verdrietig. Hij heeft me geleerd hoe belangrijk het debat is, en dat als je niet gelooft, je niet noodzakelijkerwijs naar de hel gaat. Zijn ouders waren fantastisch, ze gaven me een tweede thuis. Ze hebben me nooit geprest afstand van mijn geloof te nemen en dankzij hen ben ik zo goed geïntegreerd.

Het mooist van Ayaan Hirsi Ali vond ik haar eerlijkheid. Toen ik Submission zag, dacht ik: eindelijk iemand die haar mond opendoet. Die film liet zien dat religie kan ontmenselijken. Voor vrouwen is de druk groot. Je mag niet paardrijden, want dan kan je maagdenvlies scheuren. Vijf jaar geleden werd ik uitgescholden als ik hand in hand liep met een Nederlandse jongen. De laatste tijd gebeurt dat minder, ik schaam me ook niet meer.

Vrouwen die klagen dat ze onderdrukt worden, ergeren me. Kijk om je heen, zeg ik dan. In landen als Saoedi-Arabië hebben vrouwen geen keuze, in Nederland wel. Ik vind vrouwen die hier in een burka lopen niet zielig. Ik vind het moeilijk om naar te kijken, maar ze hebben daar duidelijk zelf voor gekozen. Mijn moeder, mijn zussen en ik hebben in ons leven drastische beslissingen genomen. Dat was niet makkelijk, maar we zijn daardoor wel zelfstandig geworden.

Sterk godsbewustzijn

Ik voel mezelf nog steeds moslim, ik heb een sterk godsbewustzijn. De islam boezemt me geen angst meer in, ik ben zelf verantwoordelijk voor wat ik doe. Binnen de islam is de relatie met God gelukkig één op één.

Soms lijkt het alsof er vanuit de superioriteit van het atheïsme een hetze tegen het geloof wordt gevoerd.

Negen van de tien mensen zeggen dat ik mezelf geen moslim mag noemen omdat ik zo vrij ben. Dat verwart ze. Niet alleen moslims, maar ook mijn intellectuele Nederlandse vrienden roepen, kom op Salima, je bent toch geen moslim meer! Pardon, denk ik dan. Ik ben toch een liberaal mens, waar is de vrijheid om te zijn wie ik wil zijn? Soms lijkt het alsof er vanuit de superioriteit van het atheïsme een hetze tegen het geloof wordt gevoerd.

Ik zou alle Marokkanen die regelmatig op de voorgrond treden binnenkort bij elkaar willen roepen. Om met elkaar te praten over onze maatschappelijke rol. We weten waar we vandaan komen en we weten wat er speelt. We willen hetzelfde, dat de situatie tussen Nederlanders en allochtonen niet escaleert.

Ik ben benieuwd wie alsnog bereid is zich aan Eshan Jami te committeren. Ik zou mijn expliciete steun aan hem willen geven, maar dan moet hij ophouden met dat rammen op de islam. Als Jami laat zien dat hij er is voor moslims en ex-moslims die niet langer willen huichelen, dan wordt zijn comité een succes. Ik heb hem gevraagd of hij contact met mij wil opnemen. Tot nu toe heb ik niets gehoord, maar wie weet komt dat nog.

CV Salima Belhaj

1978 geboren te Harderwijk

2002 HBO Internationaal Management

2002 tot nu deeltijdstudie sociologie

2005- september 2007 P&O-coördinator museum Boijmans

2006 nummer 10 kandidatenlijst Tweede Kamer D66

2006 Lid van panel televisieprogramma Het Lagerhuis

Vanaf september 2007 zakelijk leider Centrum voor hedendaagse kunst De Appel