NRC-columnist Marc Chavannes levert felle kritiek op de eigenaren van zijn krant en verdedigt hoofdredacteur Peter Vandermeersch.

NRC-columnist Marc Chavannes levert felle kritiek op de eigenaren van zijn krant en verdedigt hoofdredacteur Peter Vandermeersch.

NRC-journalist Marc Chavannes (66) interviewde afgelopen zomer Job Cohen over zijn Werdegang in Den Haag. Het was een verhaal over de PvdA en de Tweede Kamer en ineens kreeg Cohen de vraag of hij in die periode niet was afgeleid door de ziekte van zijn vrouw, die lijdt aan MS.

Nee, luidde Cohens antwoord, dat was niet zo, zijn vrouw werd prima verzorgd en hij was allang bezig de rouw over haar situatie te verwerken. ‘Ik wilde het weten omdat ik me heel goed kon voorstellen dat hij juist in die tijd haar aanmoediging miste,’ zegt Chavannes. ‘Maar ik vroeg naar iets wat misschien meer voor mezelf gold dan voor hem.’

Met zijn eigen Anneke vormde Chavannes jarenlang een soort tweemansbureau, vooral tussen 1993 en 2005, toen hij voor NRC Handelsblad correspondent was in achtereenvolgens Parijs en Washington. Anneke, zijn tweede vrouw, attendeerde hem op onderwerpen, ging mee op reportage en legde contact met mensen die interessant waren voor hem. ‘Zij was als de liftster die aan de weg staat terwijl haar vriend achter de bosjes staat te wachten,’ zegt Chavannes. Maar betitel haar niet als zijn assistente. ‘Dat is geen goede functieomschrijving, zij had mijn beste ideeën,’ corrigeert hij meteen.

Anneke stierf twee jaar geleden door een hersentumor, 45 jaar oud. Chavannes bleef achter met hun twee kinderen van intussen 12 en 15. Afgelopen jaar trok hij zich terug als hoogleraar journalistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Ook al was het een deeltijdfunctie, hij kon het werk niet meer combineren met de krant én zijn gezin. Hij werd opgevolgd door onderzoeksjournalist Jeroen Smit en onlangs hield hij zijn afscheidsborrel, waarop een oud-collega memoreerde hoe hij met zijn bedachtzaam-vlijmscherpe analyses de opleiding journalistiek naar een hoger plan had getild.

De lezers van NRC Handelsblad merkten van dit alles niets: nog altijd schrijft Chavannes zijn zaterdagse column Opklaringen, waarin hij de beloftes en resultaten toetst van het Nederlandse overheidsbeleid, en andere verhalen. Zijn relatie met de krant noemt hij ‘een lange liefdesgeschiedenis’, die bijna even oud is als de krant zelf. Vlak na de fusie tussen de Nieuwe Rotterdamse Courant en het Algemeen Handelsblad in 1970 begon Chavannes als medewerker van het Cultureel Supplement vanuit New York. Hij werd chef van het Zaterdags Bijvoegsel, politiek redacteur in Den Haag en correspondent in Londen. Tussen 1987 en 1993 gaf hij leiding als redactiechef en vervolgens als adjunct en plaatsvervangend hoofdredacteur. Daarna volgde zijn verblijf in Parijs en Washington en na zijn terugkeer begon hij zijn column.

Nieuwe start

Chavannes ontvangt in zijn huis in het midden van het land, een oud pand met granieten en houten vloeren waar overduidelijk wordt geleefd. Op tafel in de woonkamer ligt een dik pakket kranten uit binnen- en buitenland, ernaast slingeren een klarinet en een saxofoon van de kinderen. Op de Bechstein-piano staat een impromptu met een hoge moeilijkheidsgraad ten behoeve van zijn dochter, hijzelf heeft het na ettelijke pogingen opgegeven ooit nog iets van het pianospelen te bakken. Boven de Bechstein kijkt Anneke vanaf een meer dan levensgrote foto toe.

Kunt u voorspellen waar het de komende jaren naartoe gaat met de journalistiek?
‘Er is alle aanleiding om te zeggen: als we niets doen, dreigen we de onafhankelijke journalistiek te verliezen. De publieke omroep blijkt weerloos te zijn, er is eenderde van de publieke omroepbegroting afgehaald. De tijdschriften hebben het moeilijk, HP/De Tijd weet niet of het Kerstmis gaat halen. En de kranten knokken om overeind te blijven. De Volkskrant, Trouw, Het Parool en AD zijn bij de Belgische Persgroep in relatief stabiele handen, maar ook zij kunnen de advertenties niet uit de rotsen kloppen. En NRC Handelsblad is nog altijd niet in stabiel vaarwater terechtgekomen.’

NRC Media, de uitgever van NRC Handelsblad en nrc.next, kwam in 2009 grotendeels in handen van investeringsmaatschappij Egeria.
‘Ja, en sindsdien zitten we in een infernale cirkel. Het meerderheidskapitaal is in handen van mensen die hun beleggers een winstverdubbelaar beloven. Dat is hun niet te verwijten, dat is hun line of business. Alleen: de krantenjournalistiek leent zich niet voor rendementspercentages boven de 10 procent. ‘

Als we niets doen, dreigen we de onafhankelijke journalistiek te verliezen

Uw collega Gijsbert van Es heeft in Vrij Nederland gezegd dat het geëiste rendement van 17 à 20 procent een vorm van roofbouw is op de organisatie.
‘Dat is juist. Het rendement dat Egeria normaal vindt, haalt geen krant in de westerse wereld. Als een krant op 10 procent zit, is het heel erg mooi, zelfs 5 procent is al goed. Dit soort beleggingsfirma’s moet niet bij kranten zijn, dat is een misverstand. Je kunt zeggen: de vorige eigenaar, de Britse investeringsmaatschappij Apax, heeft er toch goed aan verdiend? Dat is waar, Apax heeft de krant op klaarlichte dag beroofd. Maar zoveel geld uit een krantenbedrijf halen kan maar één of twee keer; daarna is er niet genoeg over.’

Niettemin heeft Egeria in 2011 nog 12,5 miljoen euro uit NRC Media gehaald.
‘Dat zou best waar kunnen zijn, maar officieel weten we dat niet. De ondernemingsraad en de redactieraad laten dat uitzoeken. We wachten op antwoord – van wie is in deze eigendomsverhoudingen niet transparant. Dit soort eigenaren heeft geen rapportageplicht en voelt zich niet geroepen de eigen werknemers in te lichten.’

Volgens journalist Joost Ramaer is het een publiek geheim dat Egeria nu met NRC Media loopt te leuren.
‘Dat zou passen in de cyclus van zo’n investeringsmaatschappij. Je koopt iets niet te duur, dan ga je flink bezuinigen, via wat financiële manoeuvres haal je er nog wat extra’s uit, daarna bezuinig je nog een keer, ook al heb je je aankoopprijs al verdiend, en dan ga je richting verkoop. Ik weet niet hoe het precies zit, maar vanuit hun perspectief en afgaand op andere voorbeelden zou het niet vreemd zijn als ze NRC nu zo langzamerhand proberen te verkopen.’

Maakt de redactie zich zorgen?
‘Als je op de redactie rondloopt, proef je een grote energie. We zijn pas verhuisd naar het Rokin-gebouw in Amsterdam en daar is echt een nieuwe start gemaakt. Maar ik denk dat er ook zorgen zijn. We maken dit nu voor de tweede keer mee. Mijn stelling is: dit kan niet nog een derde keer. Daarom zou ik, ook als hoogleraar journalistiek, een beroep willen doen op de investeerders in het Egeria-fonds om niet voor de hoofdprijs te gaan. Ik zou ze willen vragen te bevorderen dat NRC Media in handen komt van één of meerdere eigenaren die het publieke belang van de krant als oogmerk hebben. Daar kun je allerlei modellen voor verzinnen, maar het belangrijkste is dat de eigenaren niet opnieuw voor een enorm bedrag gaan. Degenen die dat eisen zijn er medeverantwoordelijk voor dat de krant straks misschien kapot is.’

Tijdens uw colleges in Groningen benadrukte u dat journalistiek een belangrijke functie heeft in een democratie. Zal die blijven?
‘Dat kan, maar ik denk dat het daarbij de moeite waard is om de barrières tussen media te slechten. Een aantal geestverwante omroepen, kranten en weekbladen zou samen een soort webzines kunnen maken. Daarop zijn dan bijvoorbeeld tekst- en audioberichten te vinden, waarna je doorgaat naar de uitzending van Tegenlicht van gisteravond. Of je leest de krant en wordt doorgelinkt naar een Kamerdebat. Ik denk dat dit in een behoefte voorziet en er dus geld mee te verdienen valt.’

En als dit niet gebeurt?
‘Als er per saldo te weinig onafhankelijke, betrouwbare plekken binnen de journalistiek overblijven, dan is het volk minder goed gewapend tegen allerlei opinie-invloeden, populisme en machtsmisbruik. Als de journalistiek wordt weggespoeld en er ontstaat een opiniedans waarin sfeertjes, smaakjes en hypejes het publieke debat overnemen, ja, dan is de democratie in gevaar.’

Met president Chirac tijdens zijn correspondentschap in Parijs. Foto: Vincent Mentzel
Met president Chirac tijdens zijn correspondentschap in Parijs. Foto: Vincent Mentzel

Geert Mak heeft openlijk kritiek geleverd op de koers van NRC Handelsblad: onder hoofdredacteur Peter Vandermeersch is een helder dagblad verworden tot een rommelig tijdschrift. Wat vindt u daarvan?
‘Dat verwijt hoor ik ook wel van redacteuren die al een tijdje gepensioneerd zijn. Daarop zeg ik altijd: de krant zoals we die tien jaar geleden maakten, die volgens Geert Mak een helder dagblad was, zou nu al gesloten zijn. Er waren jaren dat er tienduizend abonnees wegliepen. Dus: of nou Peter Vandermeersch of een andere hoofdredacteur was aangetreden, blijven doen wat we deden, was geen optie.’

Vandermeersch vindt dat NRC ook de buik en het hart van de lezer moet bedienen. Dat is wel een belangrijke koerswijziging.
‘Ja, maar allereerst zegt hij: ik wil dat NRC pertinent is, dwingend, je moet niet om de krant heen kunnen. En daarna zegt hij: de lezer heeft ook een gevoelsleven, hij eet en drinkt, hij heeft een vriendin of een vriend en hij houdt misschien wel van mooie schoenen. Dat lijkt me een waarheid als een koe. Alle grote Engelse kranten hebben aan deze onderwerpen altijd aandacht besteed, dus je kunt ook zeggen dat NRC nu een been bijgetrokken heeft dat altijd achteraan sleepte.’

En daarbij gaat wel eens iets mis, bijvoorbeeld als er een stuk over Barbiepoppen op de voorpagina verschijnt?
‘Het ene stuk is geslaagder dan het andere. Maar wat die kritiek betreft: ik weet nog dat ik in de hoofdredactie zat en de eerste kleurenfoto in de dagkrant zette, van een ijsbeer die in een olieplek bij Alaska zat. Kleur was op die foto functioneel, want je zag de olie op de witte vacht. Sommige lezers en collega’s vonden dat ordinair. Mijn antwoord was: het hele leven is in kleur, wat is daar ordinair aan?’

Ik krijg tegenwoordig mailtjes van NRC: ‘Kelderrestanten: wijnopruiming tot wel 170 euro korting!’ Moet het zo? Kan de krant niet meer anders worden verkocht?
‘Stel dat je 15 procent van je inkomsten als krant kan genereren met de verkoop van wijn, reizen naar de Bosporus, cd’s, gloeilampen en One Day Only-aanbiedingen, leuke afgeprijsde dingen die één dag gelden. Dat levert geld op waarmee je journalistieke activiteiten kunt financieren.’

Wat vindt u van het ontslag van Rob Wijnberg als hoofdredacteur van nrc.next?
‘Heel jammer, want hij is een ontzettend originele en ideeënrijke man die bij de krant had horen te blijven. Hij had niet weg gehoeven nadat hij uit zijn functie was ontheven. Hij kon blijven als columnist, maar dat wilde hij zelf niet.’

Next moest meer aansluiten bij de actualiteit dan onder zijn leiding gebeurde?
‘Als veel opzeggers als argument geven: ik mis het nieuws, dan is het geen zwartwitkwestie, maar 10 of 20 procent bijlengen. En waarom dat niet in goede harmonie kon worden uitgevoerd; ik weet het niet.’

Het is geen reclame voor NRC dat dit is gebeurd. Een bijeenkomst in de Rode Hoed met Wijnberg is uitgelopen op één en al adhesiebetuigingen aan zijn adres.
‘Er zitten lichte elementen van verheerlijking in het vluchtige kwetterwezen rondom zijn persoon. Maar goed, het is een ongelukkige uitkomst. Wijnberg begint nu een perslaboratorium en wie weet gaat dat over een paar jaar weer samen met NRC. Dat zou mooi zijn.’

Journalistiek is 
intellectueel onbegrensd, daarnaast 
is het theater

Hoe vindt u dat Vandermeersch het doet? Hij is een heel ander type hoofdredacteur dan NRC altijd heeft gehad. Wat ik ervan heb begrepen: hij is impulsief, zegt dingen en herroept ze weer even snel, doet veel op gevoel.
‘Dat zit allemaal in het pakket. Hij geeft een geweldige shot inspiratie en dynamiek aan de krant.’

Hij is soms autoritair en geeft top-downleiding.
‘De Nederlandse poldercultuur heeft een enorme hoeveelheid vaagheid en hij is daar niet van. Het is interessant om te zien of hij die houding volhoudt of aanpast en vernederlandst. We weten ook niet wat ons qua eigendomsverhoudingen te wachten staat en of hij de krant daar doorheen kan loodsen. Want de mogelijke verkoop van NRC geeft onzekerheid en dan is een vertrouwenwekkende hoofdredacteur voor iedereen een baken. Dat wordt een test voor hem.’

Er gebeurt zo veel bij NRC dat mensen bang zijn voor hun positie?
‘Ja, maar dat komt door de onrealistische rendementseisen die aan ons worden gesteld. Er moesten vorig jaar ruim dertig redacteuren uit om de begroting royaler in haar jasje te krijgen, maar dat waren natuurlijk niet dertig klaplopers, het waren een heleboel goeie collega’s. Dat geeft een onzekere sfeer en als de krant die rendementsverlangens moet blijven beantwoorden, moeten er misschien opnieuw mensen weg. Dat is veel dreigender dan een hoofdredacteur die dynamisch te werk gaat.’

Niet echt de carnavalsvereniging

Een liefdesgeschiedenis dus, waar het in zijn jeugd nog niet naar uitzag. Marc Chavannes groeide op in Den Haag, met een vader die werkte als octrooigemachtigde en een moeder die een toneelcarrière had opgegeven voor zijn vader. ‘Hij vroeg haar te kiezen tussen hem en het toneel. Ze speelde goed, met professionele regisseurs, ik denk dat ze een heel eind had kunnen komen. Later zal ze nog wel eens teruggedacht hebben aan haar keuze. Ze bleef erachter staan, maar ik kon ook zien hoe duivels het was, hoe moeilijk om dat talent niet te benutten.’

De familie van zijn vader komt oorspronkelijk uit Frankrijk, het was hugenotenvolk. Een verre voorvader vluchtte begin zeventiende eeuw uit Frankrijk naar Zwitserland. Vanuit dat land kwam Chavannes’ overgrootvader terecht op de grote vaart om vervolgens aan te spoelen in Nederlands-Indië. Daar werd hij Nederlander en kreeg hij kinderen, onder wie Chavannes’ grootvader, die zijn hele werkende leven in de kolonie zou blijven wonen. Op oude foto’s wijst Chavannes zijn familie aan, zwartwitkiekjes van een kleine eeuw geleden die hij op een kastje heeft staan.

Ook de vader van Chavannes werd in Neder-lands-Indië geboren, maar hij kwam op zijn tiende naar Nederland. Vanaf zijn middelbareschooltijd woonde hij in een familiehuis in Oegstgeest waar hij onder de hoede kwam van tantes en andere chaperonnes. ‘Het heeft mijn vader gevormd. Hij was een ontzettend slimme en lieve man die niet makkelijk over persoonlijke dingen praatte. Ik denk dat het komt doordat hij zo jong al zonder ouders opgroeide, dat was niet heel gezellig.’

Chavannes stemt niet: 'Ik wil vrij zijn tussen mijn oren'
Chavannes stemt niet: ‘Ik wil vrij zijn tussen mijn oren’ Foto: Jeroen Hofman

Een aantal mensen dat u goed kent, vindt dat u iets Engels heeft.
‘Engels? Wat bedoelen ze daarmee?’

Ze zeggen ook dat u warm en integer bent, maar met Engels bedoelen ze dat u in uw hoofd leeft en in eerste instantie een tikje afstandelijk overkomt. Is dat terug te voeren op thuis?
‘We waren niet echt de carnavalsvereniging. Je hebt families waarbij het voortdurend een zoete inval is en de flessen over tafel rollen. Ik kom uit een rustig intellectueel milieu met kamermuziek. Mijn vader speelde cello, mijn broer altviool en zij peperden mij in dat mijn maatgevoel niet het hunne was. Ik was altijd sneller bij het woord dan bij de noot. Maar dat wil niet zeggen dat ik mijn emoties niet laat zien. Als ik, zoals laatst, schrijf over de wanhoop van de oude mevrouw De Vries om aan luiers te komen, dan zit daar mijn emotie in. Niet dat ik door zo’n onderwerp geëmotioneerd word, maar ik voel wel mee met mevrouw De Vries.’

Heeft u nooit eerder gehoord dat mensen u als Engels typeren?
‘Ik heb het wel eens vaker gehoord. Ik kijk waarschijnlijk de kat een tijdje uit de boom. En er zijn mensen die dat ten onrechte uitleggen als hooghartigheid. Het is een combinatie van verlegenheid en even de tijd nodig hebben om me te oriënteren. Misschien is dat ook waarom ik zo van de journalistiek houd, omdat ik daardoor een doorlopend alibi heb om brutale vragen te stellen.’

U bent verlegen als u dat alibi niet hebt?
‘Ja, ik vind het heerlijk om een smoes te hebben om mensen iets te vragen wat ik me overigens toch al afvroeg.’

U loopt zo wel het risico dat u eeuwig buitenstaander bent.
‘Je blijft in ons vak sowieso een outsider. Dat hoor ik ook wel eens van journalisten die halverwege hun carrière de voorlichting of de pr ingaan, die zeggen: als je eens wist hoe het echt toegaat… Ja, ik weet dat ik er niet bij zit als er belangrijke beslissingen worden genomen, maar het voordeel is dat ik niet zinloze rondjes hoef te draaien omdat er perfecte dingen zijn bedacht die om politieke of bureaucratische redenen niet doorgaan.’

Hoe bent u terechtgekomen in de journalistiek?
‘Ik had net als mijn moeder een hang naar toneel. Tijdens mijn studie rechten in Leiden speelde ik eigenlijk meer toneel dan dat ik colleges volgde. Regisseur Leonard Frank vroeg me of ik niets voelde voor een beroepscarrière, maar ik dacht: ik kan een heel fatsoenlijke tweedeplansacteur worden, maar ik wil liever iets doen waarin ik echt goed word.’

U wilde schitteren.
‘Misschien wel. En ik zat te twijfelen tussen advocatuur en journalistiek. Ik schreef altijd al stukjes en meldde me aan bij de masteropleiding journalistiek aan Columbia University in New York. Ik werd aangenomen en toen ik daar begon, wist ik meteen: dit is het.’

Wat trok u aan?
‘Dat heb ik mijn studenten vaak voorgehouden: journalistiek is intellectueel onbegrensd, daarnaast is het theater. Het verkrijgen van nieuws is theater, je moet allerlei listen en lagen verzinnen om mensen zover te krijgen dat ze vertellen wat ze niet van plan waren. En vervolgens is het theater om het nieuws te brengen op een zodanige manier dat de lezer die van plan was boodschappen te doen, blijft hangen aan jouw verhaal.’

Sinds u journalist bent, heeft u nooit gestemd. Waarom?
‘Ik wil vrij zijn tussen mijn oren. Het is de opdracht van een journalist om feiten te verzamelen en motieven van mensen weer te geven zonder vooringenomen te zijn.’

U heeft toch wel een politieke voorkeur? Daar ontkom je toch niet aan?
‘Ik heb geen politieke voorkeur, maar ik kan me wel over dingen opwinden.’

Over de privatiseringsdrift van de overheid, bijvoorbeeld, zoals blijkt uit uw columns.
‘Ik wil analyseren wat de politiek zegt en wat vervolgens de resultaten zijn. De overheid is verstrikt geraakt in een ongearticuleerd marktdenken en je ziet onder andere bij NS en Fyra wat ervan terechtkomt. Op dit onderwerp is mijn analyse misschien meer SP dan VVD, maar ik heb ook genoeg keren de SP over de knie gelegd. Ik weet nog dat Joop den Uyl tegen me zei: “Je bent wel een geschikte man, maar ik weet niet wat ik aan je heb.” En een paar dagen later zei Hans Wiegel vrijwel hetzelfde. Toen dacht ik: nu lig ik op koers.’

Wat is uw oordeel over het huidige kabinet, dat zowel links als rechts is?
‘Het grootste probleem met de kabinetten en Kamermeerderheden van de laatste tien, twintig jaar is dat ze het landsbestuur te veel zien als een managementprobleem, waarbij de idealen te snel worden weggepoetst. Dit kabinet versterkt die tendens. De twee grote tegenpolen in de Nederlandse politiek pakken nu samen de problemen aan; getalsmatig is dat voor de hand liggend, maar verder is er niets voor de hand liggends aan. Deze lotsverbondenheid ontkent dat VVD en PvdA een fundamenteel verschillende kijk hebben op hoe de samenleving eruit moet zien. Er worden technocratische oplossingen bedacht, die soms een beetje links en soms een beetje rechts zijn, maar de beloften aan de kiezers zijn iets te makkelijk overgeslagen.’

Er klinken niet héél veel protesten, blijkbaar weet dit kabinet zijn beleid goed te verkopen.
‘Dat moet nog blijken als de WW of de zorg worden beknot. Maar zo hoort de politiek niet te werken. Democratie gaat niet over management, dat is een misverstand. En als we het dan hebben over de samenleving die vervreemdt van de politiek – dát moet niemand gek vinden.’

U stemt niet omdat u onafhankelijk wilt blijven, maar u heeft wel vrienden die invloedrijk zijn, Herman Tjeenk Willink, Alexander Rinnooy Kan. Is dat niet in tegenspraak met elkaar?
‘Ik spreek niet over individuele vriendschappen, maar ik ga met allerlei mensen om in gradaties van goed kennen. Dat is nodig voor mijn vak. Ik heb in Amerika geleerd: als je werkelijk wilt weten hoe het toegaat, moet je proberen overal te komen. En ik zeg tegen iedereen: “Ik wil graag weten hoe jij denkt maar ik ga er niet anders om stemmen, want ik stem niet – en die stem geef ik weg, dus hij gaat niet verloren.”’

Uw voormalige NRC-collega Peter ter Horst heeft gezegd dat u de beste hoofdredacteur bent die NRC nooit heeft gehad. Waarom is dat zo gelopen?
‘De redactieraad heeft me twee keer gevraagd om mee te doen aan de procedure voor een nieuwe hoofdredacteur. Ik was bereid het te doen, ik had ook best een paar ideeën over waar het met de krant naartoe moest, maar ik had geen brandende ambitie – hoewel er collega’s waren die nou juist dachten dat dat wel het geval was.’

Dat hoorde ik ook. Collega’s en oud-collega’s die ik over u sprak, zeiden dat u een groot vakman bent en bovendien vernieuwend. Aan de andere kant was uw imago bij een deel van de redactie: berekenend, ambitieus, iemand die met intriges bezig was. Daarom bent u geen hoofdredacteur geworden.
‘Ja, en van dat beeld zeg ik, met de hand op mijn hart, dat het niet klopt met de werkelijkheid. Ik was bezig met die krant, niet met mezelf. Maar misschien was ik te ongeduldig.’

Uw kennis is enorm en u bent een goede journalist. Dat kan mensen intimideren.
‘In de tijd dat ik adjunct en plaatsvervangend hoofdredacteur was, had ik soms niet genoeg geduld met mensen die mijn plannen er even niet bij konden hebben. Dat is een zwakte van me. Als je een gezelliger imago hebt, willen mensen sneller iets van je aannemen.’

Was het een teleurstelling dat u nooit hoofdredacteur bent geworden?
‘Aan de ene kant wel, want het is leuker als je collega’s zeggen: kom, we kronen je. Aan de andere kant denk ik dat ik nu een leuker leven heb gehad. En dat meen ik echt. Ik ben in drie fantastische landen correspondent geweest, waar ik de sterren van de hemel heb getikt. Ik heb al mijn vleugels uitgeslagen.’

Toen u begin jaren negentig in de hoofdredactie zat onder Ben Knapen bent u uit uw functie ontheven. Waarom?
‘In de kern kwam het erop neer, denk ik, dat hij zich niet veilig voelde en er niet van overtuigd was dat ik de krant en niets dan de krant diende.’

Hij dacht dat u zijn concurrent was? Wat was precies het probleem?
‘Zoals gezegd: ik denk dat hij bang was dat ik aan zijn stoelpoten zaagde, waar ik nul procent mee bezig was. Maar ik weet het niet precies, want hij heeft het me nooit verteld. Ik had tijdens de wintersportvakantie een hersenschudding opgelopen en zat een week of zes thuis met sterretjes voor mijn ogen. Aan het einde van die periode belde Ben Knapen op om te zeggen dat hij twee mensen had gevraagd mijn werk over te nemen. En toen ik voorzichtig weer naar mijn kamer op de redactie ging, bleek de post daar al niet meer langs te gaan. Het was niet een erg elegante en communicatief open manier van doen.’

Is het nog goed gekomen tussen u en Ben Knapen?
‘We kunnen nog prima met elkaar door een deur.’

U zult toch wel eens iets minder vleiends over hem hebben gedacht?
‘Ik vond zijn optreden tegenover mij eerder een teken van zwakte dan van kracht. En ik vond dat mijn reputatie onverdiend was beschadigd.’

En toen was het zaak dat ik alles deed wat ik kon om het gezin draaiende te houden

Een iets aardiger mens

Drie jaar na de affaire ging Chavannes naar Parijs, waar Anneke hem hielp op te gaan in het correspondentenleven. ‘Ik heb er eigenlijk nog maar heel weinig over nagedacht. En mede door haar ben ik, denk ik, een iets aardiger mens geworden omdat ze mijn ogen opende voor… ja… dat ik wel eens te kort van stof ben, dat ik verwacht dat mensen alles maar meteen begrijpen. Het klinkt misschien romantisch, maar zo was het.’

Hij praat met een dunne stem over haar, hoewel hij zichzelf beslist niet ziet als een zielige weduwnaar. Eind 2009 stokte het gesprek tussen hem en Anneke. Ze waren voor een korte vakantie in Madrid toen hij merkte dat ze minder levendig dan anders op zijn woorden reageerde. Toen ze weer thuis waren, zette ze tijdens een kerstdiner alleen een pan rijst op tafel. Begin 2010 kwam het doodvonnis: er zat een fatale tumor in haar hoofd.

Gaandeweg dat jaar veranderde ze: ‘Ze was het nog wel en ze was het niet meer. En door de medicijnen zwol ze op, waardoor ze ook uiterlijk niet meer dezelfde was. En toen was het zaak dat ik alles deed wat ik kon om het gezin draaiende te houden en ieders angst, de mijne incluis, te begrijpen en van een antwoord te voorzien.’

De opleiding journalistiek in Gro­ningen hield hem ‘op een ongelooflijke manier’ uit de wind en voor zijn NRC-columns kreeg hij meer dan anders tips van zijn bronnen. ‘Zo heb ik hangend aan de dakgoot doorgewerkt.’

Hoe is het nu?
‘Na Annekes dood was het de kunst om met mijn kinderen een driemanschap te vormen. Het is ontroerend om te zien hoe ze dat opvangen, hoe bezorgd ze zijn over hun vader en tegelijk puberen.’

U kijkt met uw kinderen naar The voice of Holland?
‘Ja, nu wel. Vroeger deed ik dat minder. Anneke was een ontzettend leuke moeder.’

U heeft dus geleerd om een cadeautje te kopen als er een kinderfeestje is en ’s ochtends zwemspullen in een schooltas te stoppen.
‘Ik heb heel veel geleerd. Het gekke is: door met een jongere vrouw te trouwen, neem je een ticket om met een jongere generatie vertrouwd te raken. Maar heel erg op de achtergrond had ik ook altijd het idee: als ik eerder onder de tram kom, dan is zij zo’n vitale, sterke, inspirerende moeder, dan kan ze het makkelijk aan.’ Chavannes grinnikt. ‘Maar je hebt niks te plannen en te kiezen.’

Misschien geniet u nu wel meer van uw kinderen.
‘Het was niet zo dat ik vroeger altijd achter een dichte deur zat – vraag maar aan de oudere kinderen uit mijn eerste huwelijk. Maar ik ben ietsje dichter bij ze gekomen.’

U bent minder een toeschouwer geworden?
‘We komen nu dicht bij de clichégedichten van het begrafeniswezen, maar al die pluk-de-dag-waarheden zijn in mijn leven inderdaad betrekkelijk hardgrondig waargemaakt.’