Coen Simon buigt zich in het essay voorde Maand van de Filosofie over de zin van schuld en schaamte. ‘Ik probeer mensen te hersenspoelen.’

‘En toen had ik ’m eindelijk!’ Hij moest zijn veertigste verjaardag nog vieren, maar filosoof en zelfstandig publicist Coen Simon slaakte april vorig jaar op zijn publieke Facebook-pagina een zucht van verlichting nadat hij de Socratesbeker in de wacht had gesleept.

Hij kreeg de prijs voor het ‘meest urgente en prikkelende Nederlandse filosofieboek’ voor En toen wisten we alles. Een pleidooi voor oppervlakkigheid. De winnaar van vorig jaar mocht dit jaar het essay voor de Maand van de Filosofie schrijven. De dienstopdracht was: kijk als filosoof naar de economische troebelen. Simon verdiepte zich in de gevoelens van schuld en schaamte die ons koopgedrag omringen en in onze onbedwingbare neiging overbodige spullen aan te schaffen. ‘Om de wereld als een geheel te ervaren, moeten we haar voorstellen alsof ze een geheel is,’ legt hij in zijn essay Schuldgevoel uit. ‘Onze verbeelding is de hele dag door bezig om de betekenisloze chaos die de werkelijkheid van zichzelf is, te zien als een samenhangend geheel. Mooie dingen spelen daarbij een beslissende rol.’

Filosofen, hun vak is de vanzelfsprekendheden van anderen te bevragen en ondergraven. Maar niet zelden verkondigen ze hun eigen aannames als evidenties. Op de vraag waarom we de wereld eigenlijk als een geheel moeten voorstellen, niet als een vrolijke chaos, verzinkt Simon in diep gepeins. Na een lange stilte waarin alleen de papegaai in de eerste klas stationsrestauratie van Amsterdam Centraal zich roert, antwoordt de filosoof uit het Groningse Onder­dendam: ‘Als jij het een fijne chaos noemt, heb je er al een geheel van gemaakt. Mijn vertrekpunt is het menselijke tekort. Dat uit zich in de meest filosofische vraag: waarom is er iets en niet veeleer niets? Ik kan wel met jou hier een afspraak maken, en dan heb ik de coördinaten erbij, maar we kunnen niet de coördinaten geven van het bestaan zelf. Omdat we niet boven de wereld uit kunnen stijgen en niet kunnen zeggen waar het bestaan zich bevindt, hebben we voortdurend beelden nodig. De kunst voorziet ons daar het meest in, maar op kleinere schaal doen we dat ook door mooie spullen om ons heen te verzamelen.’

Rond elke koop hangt een schuldgevoel, schrijft u. Dat ervaar ik toch niet als ik een pak melk haal.

‘Ik denk dat als je er goed over nadenkt, je onderhuids vaak wel schuldgevoelens hebt. Je had je geld ook aan iets anders, iets nuttigers kunnen besteden, je belast het milieu, je koopt iets zo goedkoop dat andere mensen ervoor moeten lijden. Maar in onze economie die draait op geld is het mogelijk om die schuldgevoelens af te kopen. De meeste mensen voelen zich daardoor niet eens schuldig over de grootste schuld die ze in hun leven aangaan, hun hypotheek. Sterker nog: ze menen dat ze er recht op hebben. Dat komt doordat geld een neutraal waardemiddel lijkt. Op het moment dat er iets verandert in de economie, zoals nu, komen die basale schuldgevoelens weer bovendrijven.’

Tegenstrijdige hartstochten

Hoe we met geld ons schuldgevoel afkopen, illustreert Simon met een aan de Amerikaanse filosoof Michael Sandel ontleend voorbeeld van een crèche waar ouders een boete moesten betalen wanneer ze hun kind te laat ophaalden. Ze kwamen juist vaker te laat. De Nederlandse filosoof prijst zijn Amerikaanse vakbroeder om de scherpe wijze waarop hij in zijn spraakmakende boek Niet alles is te koop laat zien hoe ‘het verrekenen van onvrede de schaamte wegneemt die de motor is van het ethisch handelen’. Maar de oplossingen die Sandel voorstaat, noemt hij krachteloos. ‘San­del wil, net zoals Balkenende dat wilde, dat we gaan debatteren over onze waarden,’ licht hij toe. ‘Daar heb ik niet zo veel vertrouwen in, omdat daar de aanname in schuilt dat het individu weet wat hij wil. Maar een mens is een vat vol tegenstrijdige hartstochten. Onze verlangens krijgen pas een bepaling door de wereld waar we tegenaan botsen. We zeggen voortdurend wat we willen, maar doen het anders. We beloven onze vrouw trouw, maar we zijn het niet, terwijl we het echt menen op het moment dat we het zeggen.’

Wat is uw medicijn?

‘Ik kom niet op praktische oplossingen in de trant van: we moeten op een andere manier met rente omgaan. Mijn boek gaat niet over economische ingrepen, maar is een pleidooi voor een revitalisering van het spel. Huizinga’s idee van de homo ludens sluit helemaal aan bij mijn visie dat de mens een verlangend wezen is dat niet weet wat hij verlangt. Juist de vorm van het spel zorgt ervoor dat de verlangens een bepaalde richting krijgen. In de sfeer van de praktische oplossingen kun je heel veel invloed uitoefenen op het spel. De minister van Sport zou ik aanraden om het ludieke te bevorderen, niet het sporten vanwege de strijd tegen obesitas.’

Afwerkplek voor uitzinnigheid

Erg speels is het niet wat we tegenwoordig op de sportvelden zien. In zijn essay stelt Simon de diagnose dat het geweld tegen scheidsrechters een symptoom is van een samenleving waarin de rol van het ludieke is uitgespeeld. Ook de verplaatsing van de huldiging van Ajax van het Leidseplein naar het Arenapark beziet hij in dit licht. ‘Het verbannen van de viering van een kampioenschap naar een soort afwerkplek voor uitzinnigheid is symbolisch voor de plaats die het spel vandaag in de samenleving inneemt. Het vormt geen onderdeel meer van de cultuur, maar is een geprofessionaliseerde, op zichzelf staande amusementsmachine geworden.’

Hoe denkt u het ludieke in ere te herstellen?

‘Je zou om te beginnen kunnen zorgen dat iedereen die sport ook eens de rol van scheidsrechter vervult. Dan ervaar je hoe moeilijk het is de regels te handhaven en dan weet je dat het een spel is dat je met elkaar bewerkstelligt. Ik hockey. In de midwintercompetitie hebben we spelers tekort. In ons team van Bedum doen dan ook spelers van Winsum en Veendam mee. Dat relativeert enorm de ernst van: wij zijn Bedum, en die anderen zijn zakkewassers van wie wij willen winnen.’

Op het sportveld lijkt het al lastig, maar hoe breng je in vredesnaam het spelelement terug in de economie?

‘Sandel zegt dat we moeten gaan praten over wat we waardevol vinden. Als we dat dan gaan doen, krijg je gekissebis over wat de belangrijkste waarden zijn, en vervolgens gaat de economie los daarvan zijn gang. Ik denk dat dat niet het geval is als mensen meer spelenderwijs omgaan met het leven. Het is niet alleen dat je vriendelijker bent tegen je teamgenoten, je vat het leven zelf meer op als een spel. Dat betekent ook dat je weet dat je niet alles in eigen hand hebt. Als blazer in een orkest of speler in een elftal weet je dat je afhankelijk bent van je plek in de zaal of op het veld, dat je onderdeel bent van een netwerk, en dat er een zeker geduld nodig is, een zekere traagheid in beslissingen zit. Ik denk dat daardoor veel meer verandert in de omgang tussen mensen dan met een rationeel debat over wat we belangrijk vinden. Dat is overigens ook waarom ik schrijf zoals ik schrijf. Ik probeer mensen te hersenspoelen.’ Hij lacht. ‘Ik bedoel: ze een andere blik te geven. Vandaar dat ik veel vanuit persoonlijke ervaringen schrijf. Niet omdat ik mezelf zo belangrijk vind, maar omdat de lezer zich dan kan identificeren.’

Slechte criticus

De methode-Simon bestaat erin herkenbare ervaringen al denkende in een ander daglicht te plaatsen. Deze schrijfwijze heeft de filosoof een grote schare trouwe lezers bezorgd, maar hem ook de nodige vijanden opgeleverd. Wat heeft het gemijmer over ervaringen op het schoolplein en bij de rijles nog met filosofie te maken, vroeg NRC-criticus Arnold Heumakers zich af in een recensie van onder meer Simons laatste boek Wachten op geluk (2012). Hij was bang dat het bij ‘betrekkelijk jonge filosofen’ als Coen Simon en ook Stine Jensen vooral gaat om de vlotte communicatie, niet om de diepe gedachte. ‘Het bontst maakt Simon het wanneer hij schrijft, na iets over Schopenhauer en Kant te hebben verteld: “Al valt er geen speld tussen te krijgen, het blijft zo theoretisch” – maar wat is filosofie anders dan theorie?’ schimpte de NRC-recensent.

Een jaar later is Simon er nog een beetje boos over. ‘Hij heeft zich een heel slechte criticus betoond door dingen verkeerd te citeren en daar een beeld aan op te hangen dat niet klopt,’ zegt hij. Inderdaad was Heumakers niet helemaal eerlijk. Alleen voor Kants ‘Ding an Sich’ gebruikte Simon de door de criticus zo bespotte woorden ‘zo theoretisch’, maar hij koos juist partij voor een andere abstractie, Schopen­hauers onkenbare wil.

Lastiger laat Heumakers’ punt zich weerleggen dat Simons wijze van filosoferen eerder impressionistisch dan systematisch is. ‘Ik zie natuurlijk ook wel dat ik geen Immanuel Kant ben,’ zegt Simon. ‘Maar ik ben het niet met Heumakers eens dat filosofie samenvalt met het bouwen van een theoretisch systeem. Plato was een schrijver, hij heeft alleen maar in dialogen geschreven. Het systeem hebben de commentatoren eruit gehaald, maar zelf heeft hij het helemaal niet als zodanig neergezet. Sterker nog: zonder de literaire vorm die hij hanteert, is zijn filosofie helemaal niet te begrijpen. Deze vorm van filosofie geeft je een andere blik op de werkelijkheid, laat je nadenken over alledaagse dingen.’

In Zo begint iedere ziener (2011) muntte Simon zijn vorm van denken als ‘verhalende filosofie’. Het doel daarvan is ‘de wereld opnieuw te ontdekken, onder de dikke laag vooroordelen, abstracties, concepten, ideeën, wensdromen – gewoon zoals ze aan ons verschijnt, in het voorbijgaan’. Want al die ballast zorgt ervoor dat ‘de échte ervaring ons steeds vaker als water door de vingers glipt’. Gevraagd of échte, onbevooroordeelde ervaringen wel bestaan, reageert Simon verbaasd. ‘Zeg ik dat, waar dan? Ik wil niet de suggestie wekken dat er een echte kern is. Dat heb ik juist al heel vaak bestreden. We kunnen de wereld alleen in een voorstelling zien. We zijn natuurlijk allemaal bevooroordeeld. Zodra de voorstelling verdwijnt waar je in zit, kom je niet in de echte wereld terecht, maar stap je in de volgende voorstelling. Huizinga zegt dat een cultuur met het ouder worden ernstiger wordt. We gaan denken dat alles wat ontstaan is in een samenleving, de enige manier is waarop het kan en het hoort. De verhalende filosofie probeert te laten zien in welke voorstelling we nu zitten.’

Apodictitis

Niet alleen Heumakers stond niet te jubelen over Wachten op geluk, ondergetekende vond dat Simon aan apodictitis leed. Zo stelde hij dat de mens vóór alles een verlangend wezen is. Maar waarom dit de essentie van het mens-zijn het beste vangt, beargumenteerde Simon niet, hij poneerde het domweg. En dat terwijl de filosofische traditie rijk is aan pogingen te bepalen wat de mens ten diepste karakteriseert. ‘Je zou denken dat er maar één ten diepste kan zijn,’ reageert hij nu. ‘Maar dat is niet helemaal waar. Elk systeem is opgebouwd rond een bepaald vertrekpunt. Dat is net als in het spel arbitrair. Als je de mens gaat beschrijven als een homo faber kom je een heel eind, kun je veel laten zien van wat een mens is. Hetzelfde geldt als je de mens als een homo ludens beschrijft. Het gaat niet zozeer om de claim wat hij in essentie is, het is meer een manier van spreken, want ik geloof niet echt in die essentie. Als ik essentialistisch overkom, dan spijt me dat. Het zou me sieren als ik daar meer op zou letten.’

Nogal essentialistisch klinkt ook uw bewering dat al het menselijke gedrag uit schaamte is geboren. Mijn aandrang te poepen is dat volgens mij niet.

‘Kom op, als je alles gedrag noemt, kun je geen onderscheidingen meer maken. Maar in het sociaal verkeer weten we nooit wat de norm is, ook nu zijn we voortdurend op zoek naar wat de mores in dit gesprek zijn. Bij schaamte denken we al snel aan iets wat ons helemaal lam legt. Als het je lam legt, is de angst om het verkeerd te doen te groot. Ik heb nu ook angst om het verkeerd te doen, dat houdt me scherp. Door middel van schaamte kan ik voorzichter formuleren en kan ik aangeven dat ik zoekende ben. Op het moment dat ik dat gedrag vertoon, geef ik aan: ik doe iets dat niet helemaal klopt volgens de norm, maar ik moet nu wel. Dat is een ingenieuze truc die het mogelijk maakt alles te doen. Juist door me te schamen kan ik de raarste dingen zeggen.’

Is schaamte geen zeldzaam gevoel aan het worden?

‘Inderdaad. Michael Boogerd zei dat hij zich pas echt wielrenner voelde toen hij doping ging gebruiken. Naarmate die wereld steeds meer op zichzelf kwam te staan, hoefden mensen zich niet meer te schamen voor hun gedrag. Vergelijk het met topbankiers die zich niet meer schamen voor hoge bonussen, omdat die onderdeel van hun cultuur zijn geworden. In onze samenleving zijn steeds meer eilanden waarop iedereen zich erkend voelt door zijn eigen subcultuur en lak heeft aan andere subculturen.’

Gelijk te krijgen

Al kwam het daar in het afgelopen jaar nauwelijks van door de geboorte van zijn derde kind en de opdracht het essay voor de Maand van de Filosofie te schrijven, Simon wil over de betekenis van schaamte een proefschrift schrijven. Misschien toch uitgedaagd door de kritiek van Heumakers cum suis? ‘Het zou me een enorm plezier doen mijn ideeën eens systematisch uit te werken, als ik daartoe de gelegenheid had,’ zegt hij. ‘In mijn eerste boek Kijk de mens had ik ervoor gekozen niet in de ik-vorm te schrijven om argumentatiever te zijn, om alle schijn van subjectiviteit te vermijden. Maar toen merkte ik dat mensen nog in staat zijn te zeggen: dat heb je mooi beweerd, maar ik ben het er niet mee eens. Zo werkt het: je kunt iets volledig rationeel beargumenteren, maar dan kan iemand gewoon zeggen: ik ben het er toch niet mee eens. Daar kan je boos over worden, maar het is wel hoe de wereld in elkaar zit. We hebben te dealen met dit irrationele gedrag. Een van de redenen dat ik een wending naar een literaire stijl heb gemaakt, is dat het mij handiger leek van meer mensen gelijk te krijgen dan gelijk te hebben.

Foto: Ivo van der Bent
Foto: Ivo van der Bent

Hij kreeg de prijs voor het ‘meest urgente en prikkelende Nederlandse filosofieboek’ voor En toen wisten we alles. Een pleidooi voor oppervlakkigheid. De winnaar van vorig jaar mocht dit jaar het essay voor de Maand van de Filosofie schrijven. De dienstopdracht was: kijk als filosoof naar de economische troebelen. Simon verdiepte zich in de gevoelens van schuld en schaamte die ons koopgedrag omringen en in onze onbedwingbare neiging overbodige spullen aan te schaffen. ‘Om de wereld als een geheel te ervaren, moeten we haar voorstellen alsof ze een geheel is,’ legt hij in zijn essay Schuldgevoel uit. ‘Onze verbeelding is de hele dag door bezig om de betekenisloze chaos die de werkelijkheid van zichzelf is, te zien als een samenhangend geheel. Mooie dingen spelen daarbij een beslissende rol.’

Filosofen, hun vak is de vanzelfsprekendheden van anderen te bevragen en ondergraven. Maar niet zelden verkondigen ze hun eigen aannames als evidenties. Op de vraag waarom we de wereld eigenlijk als een geheel moeten voorstellen, niet als een vrolijke chaos, verzinkt Simon in diep gepeins. Na een lange stilte waarin alleen de papegaai in de eerste klas stationsrestauratie van Amsterdam Centraal zich roert, antwoordt de filosoof uit het Groningse Onder­dendam: ‘Als jij het een fijne chaos noemt, heb je er al een geheel van gemaakt. Mijn vertrekpunt is het menselijke tekort. Dat uit zich in de meest filosofische vraag: waarom is er iets en niet veeleer niets? Ik kan wel met jou hier een afspraak maken, en dan heb ik de coördinaten erbij, maar we kunnen niet de coördinaten geven van het bestaan zelf. Omdat we niet boven de wereld uit kunnen stijgen en niet kunnen zeggen waar het bestaan zich bevindt, hebben we voortdurend beelden nodig. De kunst voorziet ons daar het meest in, maar op kleinere schaal doen we dat ook door mooie spullen om ons heen te verzamelen.’

Rond elke koop hangt een schuldgevoel, schrijft u. Dat ervaar ik toch niet als ik een pak melk haal.

‘Ik denk dat als je er goed over nadenkt, je onderhuids vaak wel schuldgevoelens hebt. Je had je geld ook aan iets anders, iets nuttigers kunnen besteden, je belast het milieu, je koopt iets zo goedkoop dat andere mensen ervoor moeten lijden. Maar in onze economie die draait op geld is het mogelijk om die schuldgevoelens af te kopen. De meeste mensen voelen zich daardoor niet eens schuldig over de grootste schuld die ze in hun leven aangaan, hun hypotheek. Sterker nog: ze menen dat ze er recht op hebben. Dat komt doordat geld een neutraal waardemiddel lijkt. Op het moment dat er iets verandert in de economie, zoals nu, komen die basale schuldgevoelens weer bovendrijven.’

Tegenstrijdige hartstochten

Hoe we met geld ons schuldgevoel afkopen, illustreert Simon met een aan de Amerikaanse filosoof Michael Sandel ontleend voorbeeld van een crèche waar ouders een boete moesten betalen wanneer ze hun kind te laat ophaalden. Ze kwamen juist vaker te laat. De Nederlandse filosoof prijst zijn Amerikaanse vakbroeder om de scherpe wijze waarop hij in zijn spraakmakende boek Niet alles is te koop laat zien hoe ‘het verrekenen van onvrede de schaamte wegneemt die de motor is van het ethisch handelen’. Maar de oplossingen die Sandel voorstaat, noemt hij krachteloos. ‘San­del wil, net zoals Balkenende dat wilde, dat we gaan debatteren over onze waarden,’ licht hij toe. ‘Daar heb ik niet zo veel vertrouwen in, omdat daar de aanname in schuilt dat het individu weet wat hij wil. Maar een mens is een vat vol tegenstrijdige hartstochten. Onze verlangens krijgen pas een bepaling door de wereld waar we tegenaan botsen. We zeggen voortdurend wat we willen, maar doen het anders. We beloven onze vrouw trouw, maar we zijn het niet, terwijl we het echt menen op het moment dat we het zeggen.’

Ik zie ook wel dat ik geen Immanuel Kant ben

Wat is uw medicijn?

‘Ik kom niet op praktische oplossingen in de trant van: we moeten op een andere manier met rente omgaan. Mijn boek gaat niet over economische ingrepen, maar is een pleidooi voor een revitalisering van het spel. Huizinga’s idee van de homo ludens sluit helemaal aan bij mijn visie dat de mens een verlangend wezen is dat niet weet wat hij verlangt. Juist de vorm van het spel zorgt ervoor dat de verlangens een bepaalde richting krijgen. In de sfeer van de praktische oplossingen kun je heel veel invloed uitoefenen op het spel. De minister van Sport zou ik aanraden om het ludieke te bevorderen, niet het sporten vanwege de strijd tegen obesitas.’

Afwerkplek voor uitzinnigheid

Erg speels is het niet wat we tegenwoordig op de sportvelden zien. In zijn essay stelt Simon de diagnose dat het geweld tegen scheidsrechters een symptoom is van een samenleving waarin de rol van het ludieke is uitgespeeld. Ook de verplaatsing van de huldiging van Ajax van het Leidseplein naar het Arenapark beziet hij in dit licht. ‘Het verbannen van de viering van een kampioenschap naar een soort afwerkplek voor uitzinnigheid is symbolisch voor de plaats die het spel vandaag in de samenleving inneemt. Het vormt geen onderdeel meer van de cultuur, maar is een geprofessionaliseerde, op zichzelf staande amusementsmachine geworden.’

Hoe denkt u het ludieke in ere te herstellen?

‘Je zou om te beginnen kunnen zorgen dat iedereen die sport ook eens de rol van scheidsrechter vervult. Dan ervaar je hoe moeilijk het is de regels te handhaven en dan weet je dat het een spel is dat je met elkaar bewerkstelligt. Ik hockey. In de midwintercompetitie hebben we spelers tekort. In ons team van Bedum doen dan ook spelers van Winsum en Veendam mee. Dat relativeert enorm de ernst van: wij zijn Bedum, en die anderen zijn zakkewassers van wie wij willen winnen.’

Op het sportveld lijkt het al lastig, maar hoe breng je in vredesnaam het spelelement terug in de economie?

‘Sandel zegt dat we moeten gaan praten over wat we waardevol vinden. Als we dat dan gaan doen, krijg je gekissebis over wat de belangrijkste waarden zijn, en vervolgens gaat de economie los daarvan zijn gang. Ik denk dat dat niet het geval is als mensen meer spelenderwijs omgaan met het leven. Het is niet alleen dat je vriendelijker bent tegen je teamgenoten, je vat het leven zelf meer op als een spel. Dat betekent ook dat je weet dat je niet alles in eigen hand hebt. Als blazer in een orkest of speler in een elftal weet je dat je afhankelijk bent van je plek in de zaal of op het veld, dat je onderdeel bent van een netwerk, en dat er een zeker geduld nodig is, een zekere traagheid in beslissingen zit. Ik denk dat daardoor veel meer verandert in de omgang tussen mensen dan met een rationeel debat over wat we belangrijk vinden. Dat is overigens ook waarom ik schrijf zoals ik schrijf. Ik probeer mensen te hersenspoelen.’ Hij lacht. ‘Ik bedoel: ze een andere blik te geven. Vandaar dat ik veel vanuit persoonlijke ervaringen schrijf. Niet omdat ik mezelf zo belangrijk vind, maar omdat de lezer zich dan kan identificeren.’

Slechte criticus

De methode-Simon bestaat erin herkenbare ervaringen al denkende in een ander daglicht te plaatsen. Deze schrijfwijze heeft de filosoof een grote schare trouwe lezers bezorgd, maar hem ook de nodige vijanden opgeleverd. Wat heeft het gemijmer over ervaringen op het schoolplein en bij de rijles nog met filosofie te maken, vroeg NRC-criticus Arnold Heumakers zich af in een recensie van onder meer Simons laatste boek Wachten op geluk (2012). Hij was bang dat het bij ‘betrekkelijk jonge filosofen’ als Coen Simon en ook Stine Jensen vooral gaat om de vlotte communicatie, niet om de diepe gedachte. ‘Het bontst maakt Simon het wanneer hij schrijft, na iets over Schopenhauer en Kant te hebben verteld: “Al valt er geen speld tussen te krijgen, het blijft zo theoretisch” – maar wat is filosofie anders dan theorie?’ schimpte de NRC-recensent.

Een jaar later is Simon er nog een beetje boos over. ‘Hij heeft zich een heel slechte criticus betoond door dingen verkeerd te citeren en daar een beeld aan op te hangen dat niet klopt,’ zegt hij. Inderdaad was Heumakers niet helemaal eerlijk. Alleen voor Kants ‘Ding an Sich’ gebruikte Simon de door de criticus zo bespotte woorden ‘zo theoretisch’, maar hij koos juist partij voor een andere abstractie, Schopen­hauers onkenbare wil.

Lastiger laat Heumakers’ punt zich weerleggen dat Simons wijze van filosoferen eerder impressionistisch dan systematisch is. ‘Ik zie natuurlijk ook wel dat ik geen Immanuel Kant ben,’ zegt Simon. ‘Maar ik ben het niet met Heumakers eens dat filosofie samenvalt met het bouwen van een theoretisch systeem. Plato was een schrijver, hij heeft alleen maar in dialogen geschreven. Het systeem hebben de commentatoren eruit gehaald, maar zelf heeft hij het helemaal niet als zodanig neergezet. Sterker nog: zonder de literaire vorm die hij hanteert, is zijn filosofie helemaal niet te begrijpen. Deze vorm van filosofie geeft je een andere blik op de werkelijkheid, laat je nadenken over alledaagse dingen.’

In Zo begint iedere ziener (2011) muntte Simon zijn vorm van denken als ‘verhalende filosofie’. Het doel daarvan is ‘de wereld opnieuw te ontdekken, onder de dikke laag vooroordelen, abstracties, concepten, ideeën, wensdromen – gewoon zoals ze aan ons verschijnt, in het voorbijgaan’. Want al die ballast zorgt ervoor dat ‘de échte ervaring ons steeds vaker als water door de vingers glipt’. Gevraagd of échte, onbevooroordeelde ervaringen wel bestaan, reageert Simon verbaasd. ‘Zeg ik dat, waar dan? Ik wil niet de suggestie wekken dat er een echte kern is. Dat heb ik juist al heel vaak bestreden. We kunnen de wereld alleen in een voorstelling zien. We zijn natuurlijk allemaal bevooroordeeld. Zodra de voorstelling verdwijnt waar je in zit, kom je niet in de echte wereld terecht, maar stap je in de volgende voorstelling. Huizinga zegt dat een cultuur met het ouder worden ernstiger wordt. We gaan denken dat alles wat ontstaan is in een samenleving, de enige manier is waarop het kan en het hoort. De verhalende filosofie probeert te laten zien in welke voorstelling we nu zitten.’

Apodictitis

Niet alleen Heumakers stond niet te jubelen over Wachten op geluk, ondergetekende vond dat Simon aan apodictitis leed. Zo stelde hij dat de mens vóór alles een verlangend wezen is. Maar waarom dit de essentie van het mens-zijn het beste vangt, beargumenteerde Simon niet, hij poneerde het domweg. En dat terwijl de filosofische traditie rijk is aan pogingen te bepalen wat de mens ten diepste karakteriseert. ‘Je zou denken dat er maar één ten diepste kan zijn,’ reageert hij nu. ‘Maar dat is niet helemaal waar. Elk systeem is opgebouwd rond een bepaald vertrekpunt. Dat is net als in het spel arbitrair. Als je de mens gaat beschrijven als een homo faber kom je een heel eind, kun je veel laten zien van wat een mens is. Hetzelfde geldt als je de mens als een homo ludens beschrijft. Het gaat niet zozeer om de claim wat hij in essentie is, het is meer een manier van spreken, want ik geloof niet echt in die essentie. Als ik essentialistisch overkom, dan spijt me dat. Het zou me sieren als ik daar meer op zou letten.’

Nogal essentialistisch klinkt ook uw bewering dat al het menselijke gedrag uit schaamte is geboren. Mijn aandrang te poepen is dat volgens mij niet.

‘Kom op, als je alles gedrag noemt, kun je geen onderscheidingen meer maken. Maar in het sociaal verkeer weten we nooit wat de norm is, ook nu zijn we voortdurend op zoek naar wat de mores in dit gesprek zijn. Bij schaamte denken we al snel aan iets wat ons helemaal lam legt. Als het je lam legt, is de angst om het verkeerd te doen te groot. Ik heb nu ook angst om het verkeerd te doen, dat houdt me scherp. Door middel van schaamte kan ik voorzichter formuleren en kan ik aangeven dat ik zoekende ben. Op het moment dat ik dat gedrag vertoon, geef ik aan: ik doe iets dat niet helemaal klopt volgens de norm, maar ik moet nu wel. Dat is een ingenieuze truc die het mogelijk maakt alles te doen. Juist door me te schamen kan ik de raarste dingen zeggen.’

Is schaamte geen zeldzaam gevoel aan het worden?

‘Inderdaad. Michael Boogerd zei dat hij zich pas echt wielrenner voelde toen hij doping ging gebruiken. Naarmate die wereld steeds meer op zichzelf kwam te staan, hoefden mensen zich niet meer te schamen voor hun gedrag. Vergelijk het met topbankiers die zich niet meer schamen voor hoge bonussen, omdat die onderdeel van hun cultuur zijn geworden. In onze samenleving zijn steeds meer eilanden waarop iedereen zich erkend voelt door zijn eigen subcultuur en lak heeft aan andere subculturen.’

Gelijk te krijgen

Al kwam het daar in het afgelopen jaar nauwelijks van door de geboorte van zijn derde kind en de opdracht het essay voor de Maand van de Filosofie te schrijven, Simon wil over de betekenis van schaamte een proefschrift schrijven. Misschien toch uitgedaagd door de kritiek van Heumakers cum suis? ‘Het zou me een enorm plezier doen mijn ideeën eens systematisch uit te werken, als ik daartoe de gelegenheid had,’ zegt hij. ‘In mijn eerste boek Kijk de mens had ik ervoor gekozen niet in de ik-vorm te schrijven om argumentatiever te zijn, om alle schijn van subjectiviteit te vermijden. Maar toen merkte ik dat mensen nog in staat zijn te zeggen: dat heb je mooi beweerd, maar ik ben het er niet mee eens. Zo werkt het: je kunt iets volledig rationeel beargumenteren, maar dan kan iemand gewoon zeggen: ik ben het er toch niet mee eens. Daar kan je boos over worden, maar het is wel hoe de wereld in elkaar zit. We hebben te dealen met dit irrationele gedrag. Een van de redenen dat ik een wending naar een literaire stijl heb gemaakt, is dat het mij handiger leek van meer mensen gelijk te krijgen dan gelijk te hebben.

Coen Simon, ‘Schuldgevoel’, Lemniscaat 128p, 4.95 euro.