Tweede huisjes zijn per definitie idyllisch, ook in Suriname. De litanie van klachten bewaar je voor het kloteland waar je echt woont.

Het is geen verkiezingstijd en u ziet op straat ergens in Nederland een middelbare dame de straat oversteken met een knots van een VVD-paraplu. Ik denk dan: die vrouw moet een diehard lid zijn, die is hoofd van de plaatselijke afdeling, organiseert klankbordgroepen en leeft voor die partij. Maar nu dit: een week geleden zie ik in Paramaribo zo’n middelbare dame oversteken. Ze loopt er wat sjofel bij en ze houdt een paars gevaarte boven haar hoofd met het logo van de NDP, de Nationale Democratische Partij van president Desi Bouterse. Ironisch genoeg steekt ze de Gravenstraat over en loopt nu in de richting waar ooit het gebouw stond van de Nationale Assemblee, het Surinaamse parlementsgebouw dat in 1996 door brand werd verwoest onder nooit opgehelderde omstandigheden. Op het braakliggende terrein hangt nu een foto van het oude houten gebouw dat definitief verloren ging, en daarmee, na de regering Venetiaan, ook het idee van een betrouwbare rechtsstaat.

Het gekke is dat ik helemaal niet denk dat deze creoolse vrouw op slippers een kaderlid is van de partij. Het is heel waarschijnlijk dat ze het ding gewoon heeft gekregen, ooit. Het is zelfs niet zeker dat ze op de partij van Bouterse stemt. Gewoon, een gratis paraplu, komt altijd van pas.

Nooit eerder is de verdeeldheid in Suriname zo groot geweest.Ik zie Nederlandse vrouwen niet zo onbekommerd en onwetend reclame maken voor welke partij dan ook. Ik zie hier ook geen huizen waar continu de CDA-vlag wappert. Maar in Suriname kom ik zelfs diep in het binnenland die NDP-vlaggen tegen, of die van ABOP, de partij van ex-rebellenleider Ronnie Brunswijk. Ooit opgehangen voor een paar centen? Vergeten weg te halen? Politiek in Suriname draait zoveel minder om ideologie of standpunten en zoveel meer om cliëntelisme. Wie mij steunt, krijgt misschien wel een baan of een huis en desnoods een gratis paraplu. Ook dat laatste kan doorslaggevend zijn in een land met een flinke armoedecultuur.

Het oudejaar (Owru Yari) vier ik in de binnenstad van Paramaribo, en dat is op dat moment de leukste plek ter wereld. Iedereen overdag de straat op, bands en dj’s op vrachtauto’s die langstrekken; zweetdoekjes en zonnepetten die worden uitgestrooid over de dansende massa. Daar wordt serieus naar gegraaid, naar die gratis producten, het is niet zomaar een lolletje. Het onbestemde idee dat met wat spullen elke politieke stem te koop is, hier. Het blijft voor mijn Nederlandse geest onbegrijpelijk dat ex-dictator Bouterse, de man die door de Decembermoorden wordt achtervolgd, toch weer president is, democratisch gekozen en wel. Je hoort dan vaak: ja, maar Bouterse heeft het volk verenigd, al die etnische scheidslijnen tussen creolen en hindoestanen en Javanen, daar heeft hij een eind aan gemaakt.

Onzin, zegt de Surinaamse vriendin die ik al lang ken. Haar hele werkende leven is ze in het land gebleven, en nooit is de verdeeldheid in Suriname zo groot geweest. De scheidslijn pro- en anti-Bouterse verscheurt vriendenkringen en families, en zelf zal ze niet kopen bij een NDP-winkelier. Overal in de stad hangen banieren met daarop: ‘Suriname, eenheid en harmonie’. Het is een heel veeg teken als dat zo hard van de daken moet worden geschreeuwd. Daar wordt iets verordonneerd en bezworen.

Tegelijkertijd al die Surinaamse Nederlanders die in de kerstperiode arriveren, en alleen maar lyrisch zijn over het verloren moederland, zonder zich enige kritiek te permitteren. Het is de Surinaamse versie van het zionisme, dat precies twee weken duurt. Want bijna niemand mist zijn vlucht terug naar Amsterdam. Suriname is voor hen het land achter de hand, het tweede huisje. En tweede huisjes zijn per definitie idyllisch, de litanie van klachten bewaar je voor het kloteland waar je echt woont.