Interview

Zondagochtend in Etgar Kerets favoriete café in Dizengoff Street te Tel Aviv, op een onchristelijk tijdstip. De stad is ontwaakt na de sabbat, het lawaai is nu al oorverdovend: optrekkende auto’s, geschreeuw, laden en lossen, getoeter. Ik ben veel te vroeg voor onze afspraak, maar niet te vroeg voor Etgar Keret (1967). Hij zit er al, aan een tafeltje op het terras, pal tegen het raam. Hij leest diepgeconcentreerd twee Israëlische kranten.

‘Ik ben hier al vanaf zeven uur,’ steekt hij direct van wal. ‘Mijn zoon Lev is negen en hij wordt elke ochtend om vijf uur wakker… We wonen hier om de hoek, dus maken we hier om zeven uur ons boodschappenlijstje. Ik geniet daarvan, want ik heb net een maand in New York gezeten, ik gaf aan New York University colleges creative writing. Mijn memoir Zeven vette jaren verscheen in de Verenigde Staten, dus daar was ik ook zoet mee.’ Hij ratelt verder: ‘Deze laatste maanden waren druk, met een tournee door Japan, Vietnam en...