‘Hou je bek, vuile kuthoer!’

‘Hypocriete kut.’

‘Feministisch zwijn *kots*.’

‘Kankerhoer verdwijn van het internet. Niemand wil je hier.’

‘Zou @ashatenbroeke haar kinderen via kunstmatige inseminatie hebben gekregen, of bestaat er echt iemand die hem bij haar omhoog krijgt?’

‘Ik kom naar je huis en ik neuk je zo hard in al je gaten dat je niets meer kunt zeggen al zou je het willen jij oliedom moddervet wijf.’

Dit soort gezelligheid zie ik bijna elke dag voorbijkomen, op Twitter, in mijn mailbox, in de reacties onder mijn columns en onder de berichtjes die de redacteuren van weblog GeenStijl met enige regelmaat over me tikken. Elke keer als ik schrijf over iets als seksisme in Bart Smit-folders of de racistische kantjes van Zwarte Piet zijn ze er weer: de oprispingen uit het afvoerputje van het web, waar internethooligans en reaguurders de haat en intimidatie vrijelijk laten lopen.

Ik ben natuurlijk niet de enige in Nederland die hiermee te maken heeft. Maar...