Jeroen Vullings over Harem van Ronald Giphart, een warme roman waarin vooral het leven wordt gevierd.

We horen al zo lang over de dominantie van de beeldcultuur, die gepaard gaat met de gruwel van de ontlezing en het oprukken van plaatjes in de media ten koste van tekst, dat verzet zinloos lijkt. Maar de bijna vijftigjarige schrijver Ronald Giphart zit niet bij de pakken neer. In zijn nieuwe roman Harem laat hij het woord zowaar triomferen over het beeld. Dat zit zo: een zoon, Liam, schrijft in een Zweedse boshut zijn debuutroman over het leven van zijn wereldberoemde vader, de Zweeds-Nederlandse fotograaf McDonald Hope (roepnaam: Mac). Het is de roman die we op dat moment lezen: Harem. Daarin brengt (Giphart via) Liam, in zijn empathische reconstructie van zijn vaders leven, de indringende beelden tot leven die zijn vader geschoten heeft, die waaraan hij zijn faam als Anton Corbijn-achtige kunstenaar te danken heeft.

Illustratie: Siegfried Woldhek
Illustratie: Siegfried Woldhek

Dat lijkt bij voorbaat een ongelijke strijd, want hoe kun je dat ene magische moment, gevangen door ‘la vista’ (de blik), door zeldzaam talent dus, dat ene beeld dat sterker is dan woorden, in een omhaal van zinnen vangen? Toch lukt dat Giphart/Liam, met glans. Daarbij moeten we natuurlijk niet vergeten dat dit een constructie is; deze Siamese tweeling beschrijft beelden die buiten de fictionele werkelijkheid van Harem niet bestaan. Meer schrijvers deden dat, doen dat en zullen dat doen. Maar toch. Gipharts (sorry, Liams) beelden beklijven, na lezing zie ik nog hoe Mick Jagger baby Mac vasthoudt, terwijl Keith Richards twee vingers als konijnenoren achter het hoofd van de zuigeling ophoudt. De Stones in hun glorietijd, ten Amsterdamse grachtenhuize van Macs vader Don, de jurist die belastingtechnisch toverwerk deed voor de zakelijk geslepen rockers.

Of dat andere beeld, waarin Liam voor zich ziet hoe zijn ouders elkaar ontmoet hebben. Eerst analyseert hij wat de aanblik van Freja voor Mac inhield, la belle fille sans merci: ‘Een Byronic woman, een vrouw die mannen verslindt met edelsteenogen, een bedwelmende geur en een bleek snuitje.’ Dat is nog te cerebraal voor die zintuigelijke sensatie, dus neemt hij zijn toevlucht tot een ander register: ‘Mijn vader dacht in geluiden: gegrom, monosyllabische klanken, glottogonisch gegorgel, hij hoorde zichzelf een wilde kreet over een denkbeeldig steppeveld slaken.

In kleuren dacht hij: scharlakenrood, vermiljoen, indigo, cyaan, magenta, taupe, koraal, acacia, aquamarijn, turkoois. Hij dacht aan vuurpijlen, de overdrive van een Formule I-wagen, korenbloemen, donkerstaal, glitterwolken, een lavastroom.’

Groepsverliefd
Pas op de plaats. Is dit Giphart, de blije Simon Vinkenoog-achtige liefdesapostel van de jaren negentig, wiens vroege werk criticus Tom van Deel hoofdschuddend kenschetste als ‘neuken, neuken en nog eens neuken’? Is dit ‘het student’ dat in de jaren negentig tijdens voorleesbezoeken aan middelbare scholen met zijn open en bloot-repertoire seksueel onervaren kinderen rode oortjes bezorgde? Ja en nee. Nee, want de inmiddels met een Salman Rushdie-baardje getooide Giphart is ouder geworden, ernstiger. Dat zagen we al in de roman IJsland (2010) en de verhalenbundel De wake (2012), maar eerlijkheidshalve dient vermeld dat het al vijftien jaar rustig was bij Giphart in sexualibus. Met Ik omhels je met duizend armen leek hij daarin uitgewoed. Komt daarbij dat Harem een dégelijke, doortimmerde roman is.

Giphart schrijft beter over erotiek dan ooit, hij laat seks realistisch van het papier opwalmen

Nee en ook ja. Ja, het is de Giphart van toen. Met dien verstande dat hij beter (met inzet van meer literaire middelen) dan ooit over erotiek schrijft, of liever: seks realistisch van het papier laat opwalmen. Het studentikoze speelt af en toe nog hinderlijk op, getuige de ‘pars pro toto’-flauwiteiten in deze passage: ‘Zachtjes nam ze hem (dit is een pars pro toto) in haar mond, wat ze tot dan toe nog niet één keer had gedaan. (…) Mac (niet de pars, maar de toto) wist dat het bestond, maar het was oprecht nog niet in hem opgekomen Cilla te vragen of haar aan te sporen dit bij hem te doen.’ Maar vaker munt hij taalvondsten als ‘groepsverliefd’ en ‘eerder verlust dan verliefd’. Of schrijft hij gewoonweg betoverend: ‘Cilla bekeek de afdruk zwijgend en knikkend, haar pupillen de uiteinden van de loop van een revolver.’

Herinneringenachtbaan
Giphart heeft in de publiciteit te kennen gegeven dat hij het liefst ‘debuutroman’ op Harem had gezet; zijn uitgever weerhield hem daarvan. Jammer, want het was een gewettigde keuze. Niet alleen met betrekking tot het verhaal: Harem is de debuutroman die Liam voor de ogen van de lezer schrijft, in de in de derde persoon gestelde passages en hoofdstukken over zijn vader en de Zweedse kunstenaarscommune de Melkerij – een equivalent van Warhols Factory in Gipharts Zweden. Maar het gaat ook dieper: Liam heeft eerdere debuutromans van zijn hand afgekeurd, deze familiegeschiedenis is de eerste die hij goed genoeg vindt. Harem is natuurlijk meer dan Liams ‘herinneringenachtbaan waarin ik heen en weer kaats’, zoals blijkt uit de hoofdstukken in de eerste persoon waarin Liam in zijn boshut zit te schrijven en die waarin hij (later) met zijn vader gaat jagen. Het is, zegt Giphart met zijn wens Harem zijn debuutroman te noemen, misschien ook wel de roman waarmee hij had willen debuteren, de twintig boeken die hij inmiddels sinds zijn debuut in 1992 op zijn naam heeft staan ten spijt.

Dat is geen koketterie van de schrijver. Die debuteerwens spruit voort uit het thema van Harem, dat hij met inzet van zijn in de loop van zijn oeuvre gewonnen kunnen, pregnanter dan hij eerder kon voor het voetlicht wil brengen. Zijn (Liams) slotzin luidt niet zomaar: ‘Het gaat voornamelijk over liefde, dit verhaal, over lang vervlogen tijden, die nog altijd duren.’ Giphart beschrijft via ‘de harem van mijn vader’ het hart van een wereld waar vrije liefde regeert: ‘Alles in het huis van mijn vader ontstond zonder vooropgezet plan. (…) Mijn ouders tolereerden verhoudingen met anderen, iets wat de gemoederen van de buitenwereld blijkbaar altijd heeft beroerd. Hun harten waren niet zweverig, wel onstuimig. Ze hadden zeker geen “open relaties”, eerder “blinde liefdes”.’

Toch is de liefde niet het hoogste doel in Harem. Veelzeggender is hoe Giphart tegenover de beroemde foto (‘the most beautiful suicide’) van de twintigjarige Evelyn McHale die van het Empire State Building was gesprongen, een ander beeld stelt: de gruwelijke aanblik van Macs boezemvriend Hampus, aangevreten door beesten in het woud. Hij noemt dat ‘the ugliest suicide’ – niks geen romantiek. Voor alles wordt het leven dus gevierd in de warme roman Harem.

Harem, Ronald Giphart. Podium, 383 p., €19,95