Dit is een ode aan de buurman. Wellicht de eerste ooit geschreven. Buurmannen zijn nooit helden. In films hebben buurmannen geen leven, alleen een grasmaaier. Ze bestaan niet bezijden hun gazon. Als de camera ze al naar binnen volgt, blijken het griezels met kettingzagen. Mannen die de vrouw van de held naaien, maar zelf nooit voor held mogen spelen. Op tv zie je ze ook. Daar zijn het glurende anoniemen, chagrijnen die heibel maken over de heg. Bij de rijdende rechter briesen ze uit hun halsslagaders over een piepend tuinhekje. Buurmannen hebben geen leven, daarom maken ze dat van een ander zuur.

Toen ik nog in Amsterdam woonde, begreep ik dat niet. Waar maken ze zich druk over? Stadsburen knikken elkaar minzaam toe, alsof ze niet dagelijks elkaars drollen door de afvoer horen vallen. Daar blijft het bij, hopen ze. Diplomatiek zijn, dat leer je in de stad. Eén op de vijf Nederlanders heeft wekelijks last van de buren. Eén op de twintig heeft wel eens een fikse burenruzie gehad....