Bij de ingang van een armoedig appartementencomplex in Ramot, een orthodoxe buitenwijk van Jeruzalem, hangt een brievenbus met daarop een smiley en drie namen, gescheiden door schuine streepjes: Trembovler/Vinikov/Amir. De voordeur zelf heeft geen huisnummer. Als ik aanbel, vraagt een kinderstem: ‘Wie is daar?’

Even later doet een frêle vrouw open in een lange grijze rok en een zwart vestje. Ze draagt een baret die haar haar grotendeels bedekt. Bruine ogen nemen mij onderzoekend op, dan word ik binnengenood. Ik sta meteen in de woonkamer van een eenvoudige woning met lage plafonds en kleine ramen. De inrichting is sjofel, rond de eettafel staan plastic tuinstoelen. Tegenover een wand met ongeordende boekenkasten staat een versleten bankstel. Aan het plafond hangt een kaal peertje. Op een brede plank staat – ongebruikelijk voor Ramot – een kleine televisie.

Larisa Trembovler houdt niet van journalisten en geeft zelden interviews. Niet verwonderlijk: sinds haar huwelijk met Jigal...