Het ging lang slecht met Hafid Bouazza, maar hij kwam terug. En hoe. Een nieuwe roman, een nieuwe vertaling. Op bezoek bij de schrijver in zijn Sherlock Holmes-boudoir: ‘Ik heb mijn vrijheid hard moeten bevechten.’

Het is de dag van de arbeid en de zaal kolkt. Neerlandicus Herman Pleij eindigt zijn schuimende lofrede op de nieuwe roman van Hafid Bouazza met een plechtig slotakkoord. Hij benoemt Meriswin, de semi-autobiografische roman over een drinkebroer die na een delirium in een ziekenhuis gered wordt, als een gevecht tussen lichaam en geest, waarbij het lichaam wint, maar de geest het nooit opgeeft. ‘Bravo!’ roept Connie Palmen, als eerste. Het feestvarken staat er glimmend bij, in een onknellend zwart gewaad dat aan de pyjama’s van de Vietcong doet denken. Dit is zíjn dag. Met een verrassend lichte tred trippelt hij van gast naar gast, en daar is hij lang zoet mee, want iedereen is er, ten huize van uitgeverij Prometheus op de Amsterdamse Herengracht. Van eminente...